‘Ik wil dat iedereen zich in Waterkant welkom voelt’
Telkens wanneer Brian Fernandes met een biertje en een zak chips aan de kade onder het Q-park / Europarkinggebouw op de Marnixstraat zat, dacht hij: waarom zit hier toch geen horecazaak? Het uitzicht over het water is fantastisch en àls de zon schijnt, doet die dat tot minimaal half negen ‘s avonds. Dat het er stinkt naar urine van zwervers die onder de parkeergarage – met de twee befaamde wokkels – rondscharrelen is misschien minder, maar hé, dat is een kwestie van een of twee keer goed schrobben.
Omdat niemand anders het initiatief neemt, besluit Fernandes (1970) zijn baan als rechterhand van Paul de Leeuw op te zeggen en zelf het heft in handen te nemen. Afgelopen weekend werd alweer het eenjarig bestaan van Waterkant gevierd met een R&B-karaoke, een buurtborrel, schaafijsjes en een luidkeels ‘happy birthday’. „Maar", zegt Fernandes, „het was ook business as usual." Het was namelijk supermooi weer en de zaak zat ramvol. Immers, Waterkant is dé plek waar iedereen zit en gezien wil worden.
Het lijkt wel alsof door de komst van Waterkant de parkeergarage als gebouw ook meer waardering heeft gekregen.
Iedereen die hier komt, vergaapt zich aan de opengewerkte kolommen. Er hebben nog nooit zoveel foto’s van het gebouw op Facebook gestaan.
Op de site van de Waterkant staat: het is een plek waar mensen met elkaar kennismaken, ongeacht afkomst, leeftijd of sociale klasse. Waarom vind je dat zo belangrijk om te vermelden?
Ik wil dat iedereen zich hier welkom voelt. Waterkant Amsterdam is geïnspireerd op de Waterkant in Paramaribo. Dat is een plek waar iedereen komt en met elkaar praat: arm, rijk, hindoe, Chinees of creool. Ik ben zelf half Surinaams, kom er regelmatig en vind dat zo fantastisch. Het geeft zo’n warm gevoel. Dat wilde ik ook naar de Waterkant in Amsterdam vertalen.
Is het gelukt?
Het publiek mag wel wat gemixter, maar maar wat kan je doen? Mensen moeten uit zichzelf komen. We proberen te sturen middels de muziekprogrammering en de kaart is voor een groot deel Surinaams met invloeden van buitenaf.
Waterkant is een hotspot. Ben je niet bang dat het op een dag over is?
Over het algemeen gaat het Amsterdamse publiek van hotspot naar hotspot. Maar ik ben ervan overtuigd dat dat bij ons niet zo is, omdat wij op een locatie zitten die iedereen blijvend aanspreekt.
Is er weleens iemand in het water gevallen?
Zeker, maar dat gaat eerder expres dan per ongeluk. Er was laatst een jongen die indruk op een meisje wilde maken, omdat ze haar sleutelbos in het water had verloren. Hij sprong in het water en vond hem nog ook. We dachten eerst nog dat we reddingsboeien moesten aanschaffen, maar het is niet zo diep hier. Je kan er gewoon staan.
Waar ben je het trotst op?
Dat het Surinaamse Parbobier zo goed aanslaat. Vooral de literflessen: djogo genaamd. Djogo is echt Surinaams. Als je die fles in je hand hebt, voel je Suriname. Het idee dat je een biertje met elkaar deelt, kenden we in Nederland niet: je koopt een vaasje en dat drink je alleen op. Bij een djogo krijg je een paar glazen en deel je de inhoud. Het past ook goed bij ons self-service principe. Hoef je minder vaak te lopen, haha. Ik zie dat er nu in andere horecazaken ook Parbo wordt geschonken. Dat heb ik toch maar mooi op de kaart gezet.
Je hebt een vergunning voor vijf jaar gekregen. Blijf je met die wetenschap investeren in het café?
Natuurlijk. Het belangrijkste is dat we kwaliteit blijven leveren. Waterkant is toch een merk geworden. Ik ga die reputatie niet verkwanselen.