Herinneringen Vuurwerkramp #1: ‘Het leek een oorlogsgebied’
Het is precies twintig jaar geleden dat de Enschedese hemel zwart kleurde. Hoe herinneren inwoners zich die dag die de geschiedenis in zou gaan als de Vuurwerkramp?
Waar veel Amerikanen op leeftijd nog precies weten waar ze waren en wat ze deden toen hun JFK in Dallas werd doodgeschoten, weten de meeste Enschedeërs ook nog precies waar zíj waren op die bloedhete dag in mei, de zaterdag voor Moederdag. In de wijk Roombeek ging eerst een grote lading vuurwerk de lucht in, waarna de eerste explosie klonk om vier over half vier, gevolgd door die tweede knal. Het hele Roombeek was in een klap van de kaart geveegd, ook omliggende buurten werden flink geraakt. Tijdens de Vuurwerkramp, waarbij een opslagruimte met vuurwerk van het bedrijf S.E. Fireworks vlam vatte en ontplofte, vielen 23 doden, onder wie vier brandweermannen, ongeveer 950 mensen raakten gewond en 200 woningen werden verwoest. Het onderzoek naar de ramp is het grootste recherche-onderzoek uit de Nederlandse politiegeschiedenis, maar de oorzaak van de brand die de ramp in gang zette, hebben ze nooit kunnen achterhalen.
Oer was op de voetbal
„Ik stond op het voetbalveld te kijken naar een wedstrijd en moest eigenlijk van m’n moeder naar huis om huiswerk te maken…” Ugur ‘Oer’ Zevfi (toen 13) herinnert zich nog goed dat hij daar hélemaal geen zin in had, „Maar goed dat ik nooit zo goed luisterde!”, lacht hij nu, want anders had hij waarschijnlijk op hun zolder ‘huiswerk gemaakt’, „op de Nintendo gespeeld dus”, en het was precies dié zolder in de Beekstraat, op letterlijk een steenworp afstand van het Roombeek, waar „een hele grote vuurbal” hun huis verwoestte. Maar dat wist hij toen nog niet. „Vanaf de voetbal zagen we al dat vuurwerk de lucht in gaan, ik heb meteen m’n fiets gepakt.” Op weg naar huis kwam de eerste knal, vertelt Oer, „Alle ruiten sprongen uit de ramen van auto’s en huizen. Ik schrok me rot, zeker na die tweede knal, waarna het helemaal chaos werd en iedereen in shock leek.”
Blinde paniek ontstond op straat, mensen schreeuwden en liepen door elkaar heen. Overal lagen brokken steen, overal was rook. Oer kon hun huis niet meer bereiken en wist niet waar z’n familie was. Alles ging daarna zo snel, dat hij het fijne ervan niet meer weet, „maar ik weet nog wel dat ik toen werd opgehaald door een collega van mijn moeder die bij de politie werkt en ik naar een loods werd gebracht, waar de rest van de familie was.” Ongedeerd, in tegenstelling tot hun beschadigde huis, waar ‘die vuurbal’ een enorm stuk brandend ijzer was geweest dat precíes op hun dak landde. Tja, áls hij naar z’n moeder had geluisterd en op de zolder had gezeten, was hij er zeker niet meer geweest, beaamt de nuchtere Tukker-Turk die nu werkt als jeugdtrainer bij FC Twente en daarnaast voetbalscout en voetbalvlogger is. „Maar zo heb ik nooit gedacht, ik was allang blij dat iedereen nog leefde. Ik had ook net gehoord dat een klasgenoot en vriend van mij vijf familieleden had verloren… Dát is pas erg.”
Impact Vuurwerkramp?
Toen ze na een paar dagen even in wat er nog over was van hun huis mochten kijken, was er niets dat hij meenam, of nog mee kon nemen. Zelfs z’n Nintendo niet. „Alles was zwart door de rook of nat door de brandweer en overal lag glas, het voelde ook meteen niet meer als ons huis.” Ze kregen een tijdelijk appartement en daarna vonden ze een nieuw huis, om de hoek bij het oude. Op de plek waar hun huizenblok van vier stond, staan nu twee nieuwe huizen. Hij komt er nog vaak langs, „En zie je die schotel daarachter? Daar woont m’n pa nu.” Of hij nog vaak aan die zaterdag de dertiende terugdenkt? Oer denkt even na en schudt dan z’n hoofd. „Ik was nog jong, hè… Ik geloof niet dat het een impact op mijn leven heeft gehad, maar natuurlijk denk je er soms nog aan. Het zag er hier uit als een oorlogsgebied, dat vergeet je nooit.”
Hunter en Henk
Iets verderop laat een reusachtige hond met z’n eveneens reusachtige tong uit z’n enthousiaste bek hangend, zijn baasje uit. Hunter heet de hond („het is een briard, die doen precies wat ze willen”), Henk Rook (toen 46) is z’n baas. Ja, twintig jaar geleden liep hij er ook al rond, zij het zonder Hunter, en die zaterdag herinnert hij zich nog als de Vuurwerkramp van gisteren. „Het was blóedwarm die dag”, begint hij zijn verhaal.
Samen met zijn vrouw en wat vrienden zaten ze op een terrasje in de stad. „We hoorden die eerste knal en ik dacht meteen: er is een vliegtuig neergestort. Niemand wist dat er een vuurwerkopslag midden in de wijk zat.” Ze snelden naar huis. „Overal lagen stenen op de weg, het was een gigantische puinhoop.” Hun huis stond toen tegenover de Grolsch-fabriek. „We hoorden dat die fabriek ook kon ontploffen, dus we moesten zo snel mogelijk weg daar.” Al was hij maar luttele minuten binnen, Hank ziet het nog precies voor zich, „de glassplinters stonden rechtop in de vloer”, en weet zelfs nog wat hij aan had, „een korte broek en een wit hemdje.”
Terwijl de overkant „op springen stond”, verlieten hij en zijn vrouw het huis waar ze toen zeventien jaar woonden, en waar ze nog altijd wonen. „Vier of vijf” dagen na de ramp, konden ze er weer in. „In de hele buurt rook het naar gas, alsof er een gasleiding was geknapt. Ik was telkens bang dat er weer brand zou ontstaan.” Ook herinnert hij zich de busjes van aannemers uit de hele regio, „ze reden rond met goud in de ogen.”
Na de Vuurwerkramp
Een verzekeringsagent kwam daarna langs. „Dan loopt zo’n vent door je huis en zegt: 300 gulden voor de wasmachine, 50 voor de gordijnen. Hij kwam met een eindbedrag en ik heb alles gelaten maar getekend.” Achteraf had hij dat niet moeten doen, schudt hij z’n hoofd. „het was veel te weinig, zeker toen ik hoorde wat andere mensen hebben gekregen.” Even afkloppen, maar mócht ooit nog zo’n ramp gebeuren, dan weet hij het wel. „Dan teken ik niet direct, ik wacht liever even. Je hebt tijd nodig om alles te laten bezinken.”
Opmerkelijk vindt hij het nog steeds dat hij na de ramp de ziekte van Pfeiffer kreeg, „Ik ben negen maanden lang vermoeid geweest en ik was niet de enige, veel mensen in de buurt hadden dat. M’n huisarts zei toen dat hij er onderzoek naar zou doen, maar daar heb ik nooit meer iets over gehoord.” Foto’s heeft hij niet meer, wel nog video’s „ergens op zolder.” De Tukker heeft toen alles van televisie opgenomen wat er over de ramp werd uitgezonden, „maar ik heb het nooit meer willen terugkijken.” 20 jaar naar dato leeft het niet meer bij hem, zo besluit hij. „We hebben het er gewoon niet meer over.”
Ludwieg lag met de radio op het gras
Ze zouden dat jaar eigenlijk zijn Abraham-jaar vieren in een café waar zijn vrouw toen werkte. Maar ook daar lag het glas tot in de spoelbak, „ik heb het jaar daarop m’n 51ste gevierd.” Ludwieg van der Valk (toen 49) woont ook in de Beekstraat, naast Hank Rook.
„Ik hoorde op Radio Oost dat er een ontploffing was geweest. Ach, dat zal best wel meevallen, dacht ik toen.” Hij zat dan ook in zijn auto toen hij het hoorde, op weg naar Enschede na een bezoekje aan de Mediamarkt in Nordhorn, „die had je nog niet in Enschede.” Maar hoe dichter hij de stad naderde, hoe meer rookpluimen hij zag. Hij kwam aan bij zijn huis en zag dat de deuren ontzet waren, „de politie was al binnen geweest om te controleren of niemand thuis was.”
Ontploffingsgevaar
Op de hoek stonden huizen in brand, waaronder dat van de familie van Ugur, op zijn schuur zag hij dikke brokstukken, alle glazen in het huis lagen eruit. „Het was een hele rare gewaarwording, maar het huis interesseerde me niets. Ik wist toen niet waar mijn vrouw en kinderen waren, ook het telefoonverkeer lag helemaal plat.” Hij verliet snel zijn huis en kwam in een grote chaos terecht. „Ik kwam een vrouw tegen die in paniek riep dat ze haar kindje niet kon vinden.” Ook was er nog ontploffingsgevaar van de Grolsch, „waar ammoniakvaten op het dak stonden.”
Hij besloot naar vrienden toe te lopen, een paar buurten verderop. Ludwieg van der Valk vertelt zijn verhaal in de glazen serre van het huis waar hij nog altijd woont met zijn vrouw Lydia. Naast hem staat een grote oude radio, die hij onlangs vond toen hij de zolder opruimde. Het antieke bakbeest doet hem denken aan die andere radio, vervolgt hij zijn verhaal. Want op die dertiende mei 2000 haalde hij bij die vrienden iets verderop „zo’n draagbaar radiootje” op. „Ik weet nog dat ik op een grasveld daar ben gaan liggen en daar naar Radio Oost luisterde, met die radio dicht tegen m’n oren aan en m’n ogen dicht.”
Prestige na Vuurwerkramp
Toen hij na een tijdje weer ging lopen, kwam hij een van zijn dochters tegen, van wie hij hoorde dat iedereen veilig was. Hij haalt even diep adem wanneer hij daar aan terugdenkt, „ja, dat was zo’n ongelooflijke opluchting.” Hij heeft geen zin om er heel lang aan terug te denken, vertelt hij daarna eerlijk. „Het is gebeurd, je wilt het graag vergeten en pakt de draad weer op.” De weggevaagde wijk was een achterstandswijk, „De gemeente heeft er een voorbeeldwijk van gemaakt. Het werd hun prestigeproject, ze hebben heel veel geld van het Rijk gekregen. Er werden zelfs leistenen uit China over gevlogen en het ondergrondse Roombeekje is bovengronds gemaakt. Alles kon daar ineens, na de Vuurwerkramp.”
Lees ook: Herinneringen Vuurwerkramp #2: ‘Mooie pijlen, dacht ik nog’