Stikstofmodellen RIVM van ‘voldoende’ kwaliteit
Op basis van onderzoek uitgevoerd door een adviescollege in opdracht van de Tweede Kamer kan geconcludeerd worden dat de stikstofmetingen van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) van ‘voldoende’ kwaliteit zijn.
De vraag of de landbouw wel of niet schadelijk is voor de hoeveelheid stikstof in de natuur hield de gemoederen al enige tijd bezig. Door het RIVM werd gezegd dat dit inderdaad zo is, maar volgens verschillende landbouwclubs en politieke partijen werd deze conclusie in twijfel getrokken.
Verbeteringen nodig
Landbouwminister Carola Schouten vroeg daarop een groep wetenschappers onder leiding van Leen Hordijk om de werkwijze van het instituut tegen het licht te houden. Nu blijkt dat de meet- en rekenmethodes voor stikstof die de overheid hanteert van voldoende wetenschappelijke kwaliteit zijn. Wel zijn verbeteringen nodig om dat zo te houden, en om onzekerheden te verkleinen.
Het stikstofbeleid van de overheid is mede gebaseerd op metingen en berekeningen door het RIVM. Daarmee wordt bepaald hoe belastend bijvoorbeeld een bouwproject, snelweg of boerderij is voor nabijgelegen natuurgebieden, en of daar een vergunning voor mag worden afgegeven.
Meer onderzoek
Het adviescollege concludeert dat het model dat het RIVM gebruikt om de verspreiding van stikstof te berekenen, daarvoor geschikt is. ‘Zeker op lokale schaal’. Wel adviseren de wetenschappers meer onderzoek te doen naar de oorzaken van verschillen tussen modelresultaten en metingen, waar nu voor wordt gecorrigeerd.
Verder stelt het adviescollege vast dat de buitenlandse bijdrage aan de stikstofdepositie in Nederlandse natuurgebieden ‘mogelijk wordt onderschat’. De relatieve verdeling van de bijdragen van bijvoorbeeld landbouw, industrie, verkeer en scheepvaart in Nederland is volgens de onderzoekers ‘voldoende onderbouwd’.