Ronnie over zijn confronterende film: ‘Ik wil hem nooit meer zien’
In de documentaire zie je een kwetsbare Ronnie Flex en zijn struggles. „Ik heb mezelf een uur lang slecht zien gaan en dat is niet zo leuk om naar te kijken, snap je.”
Hij is rapper, vader, producer, creatieveling, een smoker. En ongelooflijk eerlijk, zo zie je in 51 minuten van 3DOC: De Vlucht van Ronnie die zaterdag werd uitgezonden. De gemene deler van begin- en eindscène is, zonder te spoileren, Ronnie Flex met een joint, of jonko, liefst in z’n trainingsbroek met ontbloot bovenlichaam, waardoor Anne Frank in eeuwige inkt continu voorbij schiet. „Ik houd van geschiedenis”, licht hij zijn tattoo toe, „En van Nederland. Zij is voor mij de belangrijkste persoon uit onze geschiedenis.”
Hij woont in een ruime vrijstaande woning in Capelle, waar hij is opgegroeid. Een familieboy, die het fijn vindt om ‘dingen van vroeger’ om zich heen te hebben. En moeder, opa en oma om de hoek. Sinds kort ook zijn eenjarige dochtertje Nori en haar moeder, met wie hij geen relatie heeft. „We zijn gewoon cool met elkaar”, vertelt hij aan Metro. „Je moet gewoon samen chill doen, dat is het beste voor je kind.” Hij heeft de luxe dat hij een huis voor ze kon kopen, op een steenworp afstand. Hij lacht z’n Ronnie Flex-lach (ingetogen vrolijk) die vergezeld gaat met z’n pretogen. „Dan kan ik m’n dochter zo vaak mogelijk zien, snap je.”
https://www.instagram.com/p/B9W9Gt-AVgL/
Lichtpuntje
Zijn toon verandert als hij over de documentatie van regisseur Sacha Vermeulen, die al eerder een film over hem maakte, praat. „Ik vond het heftig om mezelf zo te zien. Ik heb mezelf een uur lang slecht zien gaan en dat is niet zo leuk om naar te kijken, snap je.” Confronterend? Hij knikt. „Ja man, nogal. Het lichtpuntje is dat er toch wel enige progressie in de film is, maar heel eerlijk gezegd ga ik ’m nooit meer terug kijken.” En toch heeft hij maar weinig dingen geschrapt. Slechts „een paar facial expressions” tijdens het trainen. „Die waren echt te lelijk.”
Hij vindt het ook wel weer belangrijk dat mensen ’m zien, vooral jongeren die tegen hem opkijken. Ondanks de bakken met geld die de sympathieke rapper verdient en de hele entourage om zich heen, schemert in De Vlucht van Ronnie meer dan eens door hoe eenzaam zijn leven ook kan zijn. De scène dat hij, wederom met blote bast, op de rand van z’n bed zit en sombert dat hij niet naar buiten wil, „Ik ben een beetje aangekomen, en zie je die wallen? Je weet toch”, doet je de jonge Flex met terugwerkende kracht een knuffel willen geven, omdat je aan alles voelt dat hij die op dat moment wel kon gebruiken. Ja, beaamt hij, hij was daar best een beetje depressief en vluchtte toen nog meer in „het smoken.” Ronnie hoopt te kunnen laten zien dat geld niet gelukkig maakt, „en drugs best heavy kunnen werken, ja dat man, dat hoop ik duidelijk te maken. Ik vind het voor mezelf alleen wel jammer dat ik de persoon moet zijn die het tentoon moet stellen. Voor het hogere doel is het wel goed, maar aan het einde van de dag had ik de film liever niet gehad.”
Als hij stoned is, kan hij zich langer concentreren in de studio, legt hij uit. „Dan blijf ik m’n ding doen tot ik niet meer kan.” Hij begrijpt als geen ander waarom artiesten zich kunnen verliezen in een drankje of een blowtje, „of nog veel heftiger, maar dat heb ik gelukkig niet.” De scheidslijn is flinterdun. „Voor een soloartiest is de druk hoog. Je wil presteren en niet opgeven. Ik wil juist alles géven, of het nou een potje monopoly of een potje Ronnie Flex’en is, snap je. Veel mensen linken het aan de pressure van de buitenwereld, maar de hoogste druk komt van mezelf. Als ik in de spiegel kijk, vind ik mezelf nooit goed genoeg. Ik heb de zwartste mening van iedereen.” En toch geeft de jonge ambivalente artiest zijn leven een twaalf. „Ik ben dankbaar, man. Als ik met mijn dochter of mijn muziek bezig ben, flip ik van geluk.”
Smoke-status quo
In de docu stopt hij op een gegeven moment cold turkey met blowen en duikt hij vol overgave de sportschool in. Je ziet hem hele creatieve lunges doen, waarna zijn personal trainer hem lachend verbetert. Een lekkere periode, beaamt hij, maar hij is nu weer wat aangekomen. Hij haalt z’n best wel brede schouders op, „ik heb wel meer spiermassa nu.” Hoe zijn smoke-status quo is? Gestopt niet meer, verklapt hij. „Maar er is wel een beetje progressie, zeker wel. Overdag ben ik nuchter aan het chillen met m’n dochtertje en dat blijf ik tot ze weg is. Ik heb er nu meer controle over. Ik doe er niemand kwaad mee en ik weet ook dat er een dag komt dat ik er helemaal mee stop.”
‘Gewoon lui lekker vies met pizza’s Playstationnen in je boxer’. Zo omschrijft Flex, die 15 mei zijn show in AFAS heeft, in een van de eerste scènes het ideale vrijgezellenbestaan. Hij moest dan ook even wennen toen hij vader werd en zich ineens druk moest maken over welke kleur roze gordijnen in de kinderkamer zouden komen. Hij liet een zakje Haribo Jamaica Fizz aan de klussers in zijn huis zien, die hem die extreme kleur roze direct afraadden. „Ik heb naar ze geluisterd, gelukkig.”
Streng is hij niet. „Eerder speels, maar wel oplettend hoor, ik laat haar nooit vallen.” En de speeltjes uit de „reusachtige Kindersurprise-eieren van vijf euro” (een van zijn guilty pleasures), gooit hij linea recta de prullenbak in, „die zijn gevaarlijk voor m’n dochter.” Het liefst spelen ze bij hem samen in ‘de stoeihoek’ en hij heeft nét een lijstje met woorden opgeschreven die al uit haar mond zijn gerold. Papa natuurlijk, en mama, drinken, planten, nee („heel belangrijk”) en koekie. En Ronnie Flex? „Nee man, dat is gewoon papa.”