Valt het met de coronavirus-epidemie allemaal wel mee? Ja en nee
In een groot deel van China staat het openbare leven volledig stil vanwege de uitbraak van het besmettelijke nieuwe coronavirus dat voorlopig is omgedoopt tot het 2019-nCov-virus. Op maandag stond het aantal infecties wereldwijd op 17.390 en zijn 362 mensen aan de longinfectie bezweken.
Dit zijn er bijna 3000 meer dan zaterdag en het einde lijkt – ondanks de lockdowns en beperkingen in het vliegverkeer – nog niet in zicht te zijn. Toch is het aantal nieuwe besmettingen sinds begin deze maand afgeremd terwijl het aantal geregistreerde genezingen sneller stijgt dan het aantal dodelijke slachtoffers.
Onder controle of niet?
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) maakt zich zorgen over de ontwikkelingen, maar benadrukt wel dat er geen sprake is van een zogenaamde pandemie. Hoewel de uitbraak begin deze week het aantal dodelijke slachtoffers van de SARS-epidemie van 2002 in China overtrof, was er ook destijds geen sprake van een pandemie.
Voor het stempel ‘pandemie’ is in meerdere landen een situatie met een soortgelijke verspreiding van duizenden mensen per dag zoals in China nodig. En hier is tot dusver nog geen sprake van.
Sterker nog: de stijging van het aantal nieuwe besmettingen van verleden week, lijkt in de eerste dagen van februari iets te zijn afgezwakt. Ook in China zelf. Of dit het gevolg is van de lock-down, is niet te zeggen. Het aantal genezen patiënten is van zondag op maandag gestegen van 475 naar 530.
Weinig besmettingen buiten China
Het land dat na China de meeste besmettingen met het 2019-nCov-virus heeft geregistreerd, is Japan met 20 mensen. Daarna volgen Thailand (19), Singapore (18), Hong Kong (15) en Zuid-Korea (12). In Europa zijn 21 mensen besmet waarvan tien in Duitsland. Het virus is daarnaast zesmaal aangetroffen in Frankrijk en tweemaal in Groot-Brittannië en Italië. In Spanje, Zweden en Finland is een persoon besmet. Ook is er een Belg besmet met het virus.
Het virus heeft in Nederland tot dusver nog helemaal geen voet aan de grond gekregen. Onderzoekers zijn ondertussen druk bezig om meer over deze nieuwe longziekte te weten te komen zodat zij een vaccin kunnen ontwikkelen. Dit gaat soms moeizaam omdat de Chinese overheid niet bepaald bekendstaat om haar openheid van zaken.
Hierdoor is het in kaart brengen van de exacte omvang van de epidemie eveneens een behoorlijke uitdaging. Tot dusver lijkt het erop dat de ziekte minder fataal is dan het SARS-virus van 2002, maar wel iets meer dan een reguliere seizoensgriep. Geschat wordt dat ongeveer 2 procent van de patiënten aan de longziekte bezwijkt.
Van hoge mortaliteitpercentages van 10 tot 20 procent bij de Spaanse Griep-pandemie van 1918 en de 25 tot 90 procent bij het veel minder besmettelijke Ebola-virus lijkt geen sprake te zijn.
Gevaar op de loer
Is er dan sprake van een storm in een glas water? Niet helemaal. Omdat het om een onbekend virus gaat, is het nog te vroeg om definitieve conclusies over de ernst te kunnen trekken. En omdat er geen vaccin bestaat, kan een infectie vooral bij ouderen en mensen met een verzwakt immuunsysteem een dodelijke afloop hebben.
Ook kan niet worden uitgesloten dat het virus muteert naar een dodelijkere variant zoals bij de Spaanse Griep gebeurde vorige eeuw.
Tot slot wordt gevreesd dat het virus de kop opsteekt in ontwikkelingslanden. Omdat in armere landen de gezondheidszorg minder goed geregeld is, zou een epidemie hier zeer ingrijpende gevolgen kunnen hebben.