Maarten van der Weijden: ‘Ik stel makkelijk hoge doelen’
4078 baantjes moest Maarten van der Weijden donderdag op vrijdag zwemmen om het 24-uursrecord te verbreken. Maar na 3156 baantjes kan hij niet meer. „Achteraf startte ik misschien te snel.”
Onvermoeibaar lijkt Maarten van der Weijden (38) tot halverwege zijn wereldrecordpoging om in een etmaal minimaal 101,9 kilometer af te leggen. Met als achterliggend doel: zoveel mogelijk geld ophalen voor onderzoek naar kanker. Donderdagavond 19.00 uur springt hij het Oosterhoutse zwembadwater in en de hele nacht gaat het goed. Hij haalt rondetijden waar hij van tevoren van droomt: 1,21 per honderd meter, en zodra de zon weer opkomt, terugzakken naar 1,24.
Misschien heb ik mezelf wel te veel blindgestaard op het moment dat ik halverwege zou zijn, denkt Van der Weijden een dag later. Het is zaterdagmiddag, de pijn is – op wat keelpijn en zere knieën na van de duizenden malen keren – voorbij. „Die eerste twaalf uren gingen echt goed en volgens plan”, blikt hij terug. „Ik dacht dat het niet meer fout kon gaan.”
Niet meer mogelijk
Maar al snel daarna begonnen de eerste tekenen; het zwemmen voelde voor de voormalig olympisch kampioen niet meer ontspannen. Op een groot scherm ziet hij zijn rondetijden langzamer worden: 1,28, 1,30, 1,33. Vrijdagmiddag iets over half drie ’s middags – hij zou dan nog 23 kilometer moeten zwemmen met nog 5,5 uur op de klok – weet hij het zeker: het record is niet meer mogelijk.
Zuur. Zeker als je het record al eens hebt gehaald. In 2018 zwom hij in datzelfde bad namelijk ook al eens 102,8 kilometer in een etmaal, maar dat record werd anderhalf jaar later ongeldig verklaard omdat er niet van de complete recordrace een geluidsopname was gemaakt. Als hij dat hoort, denkt hij meteen: dan probeer ik het gewoon nog een keer.
Te veel focus
Maar drie keer blijkt in dit geval geen scheepsrecht. Waar het ‘m precies in zit, vindt Van der Weijden lastig te zeggen. „Het lichaam wilde niet meer. En voor zulke afstanden geldt: als je een paar seconden per 100 meter te langzaam zwemt, loopt het zo snel op.” En, reflecteert hij verder, achteraf was die 1,21 misschien wel te hard. „Daarnaast was de focus voor deze poging groot. De vorige recordpoging zwom ik daarna nog 12 uur door om te trainen voor de Elfstedentocht. Ik begon daardoor wat langzamer en meer ontspannen. Nu was ik niet aan het trainen voor iets groters en lag er te veel focus op die 24 uur.”
Hoewel de zwemheld na meer dan 18 uur zwemmen geen andere keuze heeft dan opgeven, kan hij dat inmiddels alweer redelijk relativeren. „Ik stel makkelijk hoge doelen, dat het dan verkeerd gaat, is geen grote verrassing. Het hoort erbij en is het risico.” Dat hij de afgelopen maanden keihard heeft moeten trainen, lijkt hij alweer te zijn vergeten. „Je kunt makkelijker pech accepteren als je ook het geluk hebt gehad. Zoals ik dat afgelopen zomer had, toen ik de Elfstedentocht wel haalde.”
En dan de hamvraag: komt er een vierde poging? Van der Weijden lacht. „In dit verhaal past het prima als ik op een dag zeg: als je het drie keer niet gehaald hebt, mag je het een vierde keer proberen. Maar tegelijkertijd denk ik ook: het is goed zo. En op dit moment neig ik meer naar dat laatste.”