Krimpende dieren door stijgende temperaturen
De veranderingen in het klimaat leiden tot krimpende dieren. Is dit slecht, of juist goed voor ze?
Naarmate de aarde opwarmt, krimpen de vogels. Dat blijkt uit Amerikaans onderzoek, waarbij over 40 jaar ruim 70.700 vogels van in totaal 52 trekvogelsoorten zijn verzameld en geanalyseerd. Maar niet alleen deze diersoort neemt af in grootte. Ook vele andere dieren zijn door de jaren heen kleiner geworden. Enkelen vrezen zelfs voor uitsterving van verschillende soorten. En de schuld? Die ligt bij de klimaatverandering.
Ruim 49 trekvogelsoorten zijn gekrompen. Dit hebben de onderzoekers gemeten aan het onderbeen – een veelvoorkomende maat voor de lichaamsgrootte. Tussen 1978 en 2016 is de lengte afgenomen met 2,4 procent. Dit lijkt gevaarlijk voor de vogels: een kleiner lichaam betekent minder energie om de lange reizen te voltooien. Maar de lichaampjes lijken hier rekening mee te houden: het krimpen gaat gepaard met een groei van de vleugels (1,3 procent).
Afname in gewicht
Henk van der Jeugd van het Nederlands Instituut voor Ecologie (NIOO-KNAW) is hoofd van het Vogeltrekstation en is betrokken geweest bij een vergelijkbaar Nederlands onderzoek naar de grootte van vogels. Ook hier lijkt de opwarming van de aarde een rol te spelen: de conditie en dus het gewicht nam bij 84 procent van de onderzochte soorten af, als reactie op de hogere temperaturen. Maar wat heeft de temperatuur met die lichaamsgrootte te maken?
„Omdat het warmer wordt – met name in de winter -, kunnen vogels het zich veroorloven om minder goed geïsoleerd te zijn”, legt Van der Jeugd uit. Het lijkt dus een positieve ontwikkeling voor de vogels: „Een groter lichaam kost nou eenmaal meer energie dan een kleiner lichaam, dus zo hoeven ze minder moeite te steken in het zichzelf warm houden.” Als het koud is, geeft het juist weer voordelen om wat groter te zijn. „Maar als dat niet nodig is, zullen vogels erop reageren door in de loop van de evolutie wat kleiner te worden.”
Gedrags-ecoloog Jan van Gils noemde het krimpen eerder „schrikbarend en een slecht teken”. Maar als we kijken naar de reden van de krimp, lijkt deze ontwikkeling dus niet per se slecht: dieren maken het zichzelf juist gemakkelijker. Maar volgens Van der Jeugd is dat laatste dan weer niet zo simpel te zeggen. „Het kan namelijk ook zo zijn dat ze kleiner worden, omdat onze warmere zomers als resultaat hebben dat er minder voedsel is voor de vogels. Dan zouden ze niet groter kúnnen worden.”
Klimaatverandering
De wereld is tegenwoordig ongeveer een graad warmer dan anderhalve eeuw geleden. Dit lijkt dus de duidelijke reden voor de kleiner wordende dieren. Volgens professor Frank Langevelde, van Omgevingswetenschappen aan de Wageningen Universiteit, zit hier nog een logische verklaring achter: de regel van Bergmann.
„In de ecologie is er de hypothese dat individuen van een soort kleiner zijn als de temperatuur gemiddeld genomen hoger is”, legt professor Langevelde uit. „Het verspreidingsgebied van deze soort moet dan wel zo groot zijn dat er een overgang is van hoge naar lage temperaturen.” Hij beschreef deze regel aan de hand van elanden in Zweden: in het zuiden wegen deze gemiddeld 185 kilogram, maar in het noorden – waar het stukken kouder is – 240 kilogram.
„Als je deze regel toepast op individuen van dezelfde soort die gemeten zijn over een lange tijd, dan zou je verwachten dat de dieren kleiner worden als de gemiddelde temperatuur door klimaatsverandering hoger wordt”, zegt de professor. De Amerikaanse studie met vogels noemt hij dan ook „fascinerend”, onder meer omdat de mogelijke opwarming van de aarde dus al zichtbaar is in de lichaamsgrootte van deze vogels.
De regel van Bergmann geldt niet alleen voor vogels. Ook anderen dieren lijken kleiner te worden door hoge temperaturen. Dit zijn vooral zoogdieren, volgens Van der Jeugd. IJsberen krimpen bijvoorbeeld, doordat er minder ijs is om op te leven, het jachtgebied kleiner wordt en ze meer energie moeten verbruiken tijdens de voedseljacht. „Wat we hier vooral uit kunnen leren, is dat hoe wij onze leefomgeving veranderen dus grote effecten kan hebben op het dierenleven om ons heen”, aldus Van der Jeugd.
Omgekeerd effect
Opvallend is dat het effect in Australië precies andersom is, blijkt uit een onderzoek waar over een periode van 50 jaar naar vogels is gekeken. „In Australië leven vogels die voorkomen onder hete omstandigheden. Als het daar nog warmer wordt – boven de 34 graden – zie je dat dieren hier juist groter worden. Ze moeten zien te voorkomen dat ze uitdrogen en moeten zich bewapenen tegen de hitte”, legt Van der Jeugd uit.