Heb je even tijd voor de dood?
We zouden wat vaker moeten praten over de dood, vindt Martien Versteegh. Daarom schreef ze het boek Uit het leven gegrepen – jongeren van 14 tot 40 over de dood.
We gaan allemaal dood, maar hebben het er weinig over. Dom en zonde, want het levert uiteindelijk alleen maar extra stress op en voor nabestaanden maakt een taboe het alleen maar ingewikkelder. „Toen mijn moeder overleed had ze al een heel plan klaarliggen”, zegt auteur Martien Versteegh. „Dat maakte het voor ons eigenlijk gemakkelijk. Als je dat niet hebt kan dit voor nabestaanden enorme stress opleveren.”
‘Zo had ze het vast gewild’
Een veelgehoorde uitspraak rond uitvaarten is ‘zo had zij (of hij) het vast gewild’. Nabestaanden doen hun best om de overledene te eren, maar hoe we dat het beste doen is soms nog maar de vraag. „Ik denk dat we het vaak niet weten. Het is natuurlijk ook een manier om iemand in leven te houden. Zo lees ik nu het boek van Frits Spits over zijn overleden vrouw. Hij gelooft zelf niet in leven na de dood, maar als hij advies nodig heeft, geeft hij nog vaak het antwoord van zijn vrouw aan zichzelf. Zo blijft zij toch deel van zijn leven.” Tot je het daadwerkelijk hebt besproken, blijft het voor nabestaanden toch een beetje gissen wat je had gewild. Kortom, maak even tijd voor de dood.
Opluchting
Versteegh haalt in haar werk ook het boek Dood Doet Leven aan van Jeroen Terlingen. „Hij noemt daarin tien redenen waarom het belangrijk is om over de dood te praten. Eén daarvan: het geeft rust als je het erover hebt gehad.” Ze merkte in haar zoektocht al wel verandering om zich heen. „Het komt voor mijn gevoel al losser, al verschilt dit natuurlijk per regio. Er kan inmiddels ook al heel veel. Op LinkedIn zag ik iemand voorbijkomen die kisten met een bakfiets door de stad vervoert, dat hield ik een paar jaar geleden niet voor mogelijk.”
Toen haar moeder zo’n tweeënhalf jaar geleden overleed merkte Versteegh pas echt hoe weinig er over de dood werd gesproken. Dat moest anders vond ze, daarom schreef ze een boek in de hoop het onderwerp bespreekbaarder te maken. Het werd een bundeling van verhalen, veertig persoonlijke ervaringen met de dood.
Uitzichtloos
„Zeker jongeren mogen het er vaker over hebben, al is taboe denk ik niet het juiste woord”, zegt Versteegh. Ze schreef al voor de jongerentak van NVVE, de Nederlandse Vereniging voor een Vrijwillig Levenseinde. Het viel haar op dat de dood voor iedereen heel persoonlijk en anders is. Voor het boek sprak ze onder meer het meisje Aurelia (29), die wegens psychische problemen uiteindelijk euthanasie heeft gekregen. „We moeten ons realiseren hoe genuanceerd en ingewikkeld zo’n situatie kan zijn en luisteren zonder oordeel. Ik kon mij niet in haar verplaatsen, maar wat zij vertelde was zo heftig, uitzichtloos en ellendig dat ik het wel snapte. Ik zag hoe zwaar zij het had.”
Bij mensen die ze aansprak op straat merkte Versteegh dat zij eerder wel dan niet over het onderwerp wilden praten. Toch deden zij dit zelden met vrienden en familie. „We praten niet over de dood, maar krijgen er allemaal mee te maken. Bijna iedereen heeft er wel een verhaal over, de ervaring is ook bij iedereen anders.”
Domper
Een deel van de drempel kwam Versteegh al tegen in de zoektocht naar de juiste omslag voor haar boek. Haar eerste keus ging uit naar een rode cover met een Magere Hein, die is het uiteindelijk niet geworden. „Ik ben wat huiverig voor generalisatie, maar merkte wel dat vooral mannen de rode omslag leuker vonden. Vrouwen vonden de Magere Hein vaak te heftig en confronterend, dat zou hen weerhouden het boek te kopen.”
Waar komt die aversie dan vandaan? „Daar heb ik geen duidelijk antwoord op gevonden. Sommige mensen worden er ongemakkelijk van en willen er niet over nadenken. Het is een kwetsbaar onderwerp, je moet ervoor openstaan. Als je gezellig met je vrienden in de kroeg staat en aan je overleden broer denkt, begin je er misschien niet over omdat je geen domper wil zijn op de avond.”
De angst voor een verkeerde of negatieve reactie kwam Versteegh vooral tegen bij mensen in rouw, of juist die met het leven worstelden. Zo sprak ze jongeren in een praatgroep. „Die wilden graag praten met mensen die wisten waar het over ging, maar hoopten ook dat het makkelijker werd om met anderen over de dood te praten.”