Ingelise de Vries
Ingelise de Vries Nieuws 18 nov 2019
Leestijd: 3 minuten

Minder dierproeven: ‘We zijn hier al 15 jaar mee bezig’

Een nieuwe richtlijn moet ervoor zorgen dat minder medicatie op dieren wordt getest. Hoewel het aantal proefdieren kan afnemen, blijven ze nog even nodig.

Het klinkt vooral als goed nieuws: in de eerste en tweede fase van medicijnontwikkeling hoeft minder op dieren te worden getest. Deze nieuwe richtlijn geldt wereldwijd en gaat om testen met betrekking tot voortplanting. „Medicijnen worden altijd in verschillende fasen getest”, legt Marsja Meijer van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen uit. „In fase 1 en 2 heb je grote groepen dierproeven nodig. Dat kan straks met 300 tot 400 duizend minder dieren.”

Van alle mogelijk nieuwe medicatie valt 75 procent al in fase 2 af. Op dit moment wordt geschat dat er jaarlijks 1500 ratten en 1000 konijnen nodig zijn voor het testen van een nieuw medicijn. „Met deze nieuwe richtlijn is dat minder, zo’n 200 ratten of konijnen. In de eerste twee fasen wordt naast deze kleine groep proefdieren ook in vitro getest, in petrischaaltjes. De winst zit ‘m dus echt dat er minder dierproeven nodig zijn aan het begin van medicijnontwikkeling. Dierproeven zijn nog wel altijd nodig om medicijnen te testen voor we ze op mensen testen.”

Lange termijn

Blij met het nieuws is Stichting Proefdiervrij. „Verandering van de regels is voor ons een lange termijn-oplossing”, zegt Saskia Aan. „Het is geen impuls, dit gaan we vasthouden en dat zien we graag. Uiteindelijk willen we er natuurlijk helemaal vanaf en daar zijn dit soort dingen voor nodig.” Toch heeft het ook een keerzijde. „Het is een richtlijn, het mag dus anders maar het hoeft niet. Het was sterker geweest als het verplicht was geworden.” Ook duurt het lang. „We zijn al vijftien jaar met dit verhaal bezig. We wisten bijvoorbeeld tien jaar geleden al dat een tweede diersoort testen niks toevoegt.”

De laatste keer dat de regelgeving omtrent medicijntesten rondom voortplanting veranderde, is 25 jaar geleden. „In vitro testen moeten voldoen aan de richtlijnen om een dierproef te kunnen vervangen”, legt Meijer uit. “Het moet echt van hoge kwaliteit zijn. En dat kan nu! In een later stadium moeten dieren voor nu alleen nog wel terugkomen, we kunnen hiermee nog niet volledig testen.”

Veiligheid

Stichting Proefdiervrij ziet de noodzaak op dit moment dan ook nog in. „Het gaat met om veiligheid, dat is waarom de richtlijnen er zijn. Een deel van de testen is ook verplicht. Ruim 30 procent van de dierproeven is vanwege veiligheid – en dus verplicht. Waarom het daarnaast ook nog veel gebeurt, is deels gemak. Een nieuw wetenschappelijk model ontwikkelen kost veel tijd, geld en brengt risico met zich mee.”

Beide partijen hopen dat de dierproeven ooit niet meer nodig zijn. „We snappen ook wel dat we niet per direct de proeven kunnen afschaffen”, zegt Aan. „Dan kan de wetenschap het werk niet meer doen. We willen het uiteindelijk wel vervangen. Daarom zetten we ons in om te stimuleren dat er nieuwe methodes worden ontwikkeld. Daar moeten we onderzoek voor blijven doen. Vragen over de veiligheid en werking van medicatie moeten nog steeds worden beantwoord, en dat kost tijd. We moeten een lange adem hebben. Dit is een mooie eerste stap. Laat het ook vooral niet de laatste stap zijn.”

Hoe werkt in vitro?

Bij in vitro wordt medicatie getest in kleine petrischaaltjes. In deze schaaltjes worden stamcellen gekweekt. Stamcellen kunnen zich ontwikkelen tot welke andere cel dan ook. Daarbij kun je denken aan hartcellen of levercellen, waar wetenschappers testen mee kunnen doen. Op deze manier kan de werkelijkheid worden nagebootst en kunnen onderzoekers zien wat potentiële medicijnen met de cellen doen. Reageren ze zoals voorspeld, gaan ze stuk of gebeurt er misschien zelfs helemaal niets?

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.