‘Mijn allereerste vondst was een prehistorische drol’
Archeologie is overal en zeker in Rijksmuseum van Oudheden, waar archeoloog Jasmijn haar eerste (en beste tot nu toe) vondst verklapt. Een prehistorische drol, ,,leek net een Brosje!”
Bezoekers verzamelen zich op zaterdagochtend in Rijksmuseum van Oudheden in Leiden, waar in het kader van de Nationale Archeologiedagen een gratis rondleiding is. ,,Ik hoop dat het de archeologie nog meer pep geeft”, vertelt rondleider slash archeoloog Jasmijn Nobelen over deze dagen waarop door heel Nederland allerlei archeologische activiteiten worden georganiseerd. Ze is hier bij het museum publiekdienst medewerker, gaat regelmatig het veld in als archeoloog en studeert ook nog voor leerkracht aardrijkskunde. Haar allereerste opgraving ooit was meteen een memorabele. Sterker nog: wat ze daar in Oegstgeest opgroef, is nog altijd haar beste vondst ooit. ,,Een menselijke drol. Het zag eruit als een doormidden gebroken Brosje.” Haar ogen stralen er nog van vanachter haar hippe brilmontuur. ,,Je eerste vondst blijft je altijd bij, en het was meteen een hele goeie, die drol. Daaruit kunnen we nu herleiden wat het dieet van mensen toen was en of ze bijvoorbeeld ziek waren.”
Spannend
Ze is gespecialiseerd in de Nederlandse late prehistorie en gaat voornamelijk in Nederland en België op schattenjacht, maar het is niet zo dat ze bij elke potscherf een vreugdekreet slaakt, lacht ze. En ook geen gat in de lucht bij wéér een koeienbot -dat vinden ze het meeste-, maar wanneer ze een tweede paal, na die eerste, ontdekt, gebeurt er wel iets van binnen. ,,Dat wordt dan echt heel spannend, het kan dan zomaar een heel huis zijn.”
,,Nee. Écht niet.” Ze kijkt serieus na de vraag of ze stiekem weleens wat mee heeft genomen. ,,Alles wat je opgraaft, moet worden aangegeven en gaat naar een speciaal depot. Alles moet namelijk bewaard worden, al is daar wel steeds vaker discussie over, zeker ook omdat de opgravingstechnieken verbeteren en er dus steeds meer wordt gevonden.”
Elke gemeente heeft z’n eigen regels omtrent het vinden van artefacten in de grond, weet ze. Waar het in de ene stad voor eigen bezit is wanneer je het vindt op twee meter diepte achter je eigen huis, is dat op een andere plek misschien maar zeventig centimeter. Alles dat dieper ligt, is dan voor de gemeente. Maar stel: je gaat als metaaldetectorpiloot -,,zo heet dat”- met je schepje graven in je eigen achtertuin en je vindt op 30 centimeter een gouden ring, ,,Dan is-ie voor jou! Je moet het alleen wel altijd aangeven, dat is voor ons archeologen heel belangrijk.”
Paalgaten
Het beeld van de solitaire archeoloog die heel romantisch ergens gaat graven, is totaal achterhaald. ,,Archeologie is commercieel”, licht de pientere archeologe toe. ,,Het is heel dubbel, we moeten vaak komen als iets nieuws wordt gebouwd. Elke oude potscherf die de bouwvakker vindt, moet worden gemeld. Want dan is er kans op archeologie en worden specialisten ingeschakeld.” En helemaal bij menselijke resten, ,,dan is de kans groot dat ze zijn gestuit op een grafveld.” Nogal balen voor de projectontwikkelaars, want ‘de verstoorder betaalt’, ,,En het onderzoek duurt altijd wel even. Gemeentes doen daarom eerst goed onderzoek naar de bodem, voordat ze bouwvergunningen verlenen.”
Minder romantisch is het ook wanneer ze buiten in de sneeuw aan het ploeteren is, ,,maar elke archeoloog zal het beamen: het maakt niet uit waar en hoe, ons vak is gewoon het allermooiste vak dat er bestaat.” Wat een beetje archeoloog in huis moet hebben? Ze noemt flexibiliteit en ‘natuurlijk doorzettingsvermogen’, maar bovenal ‘er echt die passie’ voor hebben. Want al zijn het allemaal olddiggers, golddiggers zijn het niet, ,,het is niet zo dat je er nou rijk van wordt.” ‘Archeologische vriendschappen’ heeft ze de afgelopen jaren meer dan eens gesloten. Tijdens studie, in het veld: ,,Je deelt echt wat met z’n allen.” En natuurlijk horen daar ook grapjes bij, grijnst ze. Lekker diep gaan met z’n allen in natte contexten (,,dat zijn moerassen”), ,,Of grappen over hele diepe paalgaten!”
Nieuwsgierige Max
Een van de jongste bezoekers is Max uit Gorinchem. Samen met zijn vader sluit hij aan bij de rondleiding van archeoloog Jasmijn. Wat archeologie is? Max weet het wel, ,,dinobotten opgraven en iets met de Romeinen.” Al dekt paleontologie net wat meer de ‘dino-lading’ en bestaat er nog veel meer dan alleen die Romeinse schatten.
,,Dankzij DNA-technieken weten we nu dat bijna ieder mens minimaal twee procent Neanderthaler-dna in zich heeft”, vertelt Jasmijn bij een groot bot, waarna ze naar de zwaarden gaat. ,,Misschien wel gebruikt om te vechten tegen sabeltandtijgers”, mijmert Max hardop. ,,Wat is dit?” nieuwsgierige Max prikt met z’n wijsvingertje bijna door het glas heen. ,,Welk nummertje staat erbij?” Jasmijn houdt van ‘ontdek-je-artefactje’. Nummer zeven, ,,een s.p.e.l.d.”, spelt Max.
Graafgrage Wim
Op de vraag van de jonge archeologe wie zelf ook aan archeologie doet, steekt Wim van Esch zijn hand op. Iets later verklapt de hobby-archeoloog met een ondeugende lach dat hij weleens wat ‘bronzen spulletjes’ heeft meegenomen bij een afgraving in Afghanistan, waar hij regelmatig naartoe is uitgezonden. De voormalig inlichtingenanalist van Defensie ziet archeologie als onderdeel van de cultuur en een manier om in contact te komen met de bevolking. Een soort van ‘moeite steken in’, middels een schep erin te steken. Maar er is meer, vervolgt hij. „Het leven kan alleen achterwaarts begrepen worden, maar het moet voorwaarts worden geleefd.”
Mooie woorden, ,,niet van mij, hoor, van filosoof Søren Kierkegaard.” Van Esch heeft een internationaal Archeologie paspoort en is vanuit Nederland verbonden aan Waterloo Uncovered, een internationaal archeologisch project voor Afghanistanveteranen met PTSS, opgezet door twee Britse veteranen. ,,Twee weken lang doen we daar met veteranen overal vandaan de mooiste ontdekkingen.” Maar het is veel meer dan dat, beaamt de sympathieke veteraan. Het is ook graven in het verleden en alles meer een plek kunnen geven, en dat gaat diep. ,,Het is misschien nog wel waardevoller dan wat we allemaal in de grond vinden.”