Flexibele schooltijden: ‘Laat die keuze aan de scholen over’
Een schoolweek van vier dagen en vakantie wanneer het uitkomt. Misschien is het wel de toekomst van het basisonderwijs.
Al jaren wordt er geëxperimenteerd met flexibele schooltijden binnen het basisonderwijs. Steeds meer docenten en schooldirecteuren vinden de huidige vaste schooltijden dan ook niet meer van deze tijd. De Algemene Vereniging Schoolleiders (AVS) hield een peiling onder 616 schooldirecteuren. Maar liefst 80 procent was voor flexibelere schooltijden. Met bijvoorbeeld scholen die vijftig weken per jaar geopend zijn tussen 08.00 en 18.00 uur en niet per se een vast rooster kennen.
‘Keuze moet bij scholen liggen’
„Van schoolleiders horen wij vaak dat het onderwijs nu veel te gefocust is op het maken van uren. Een vastgesteld aantal uur per jaar voor de onderbouw, een vast aantal uur voor de bovenbouw, enzovoorts. Maar in de praktijk werkt zo’n stellig format niet”, zegt Petra van Haren, voorzitter van de AVS. Zij pleit er daarom voor om scholen zelf te laten bepalen hoe zij de schooltijden inrichten. „Een rooster met flexibele schooltijden is geen kwestie van moeten, maar als scholen het nu zouden willen, kan dat niet omdat het wettelijk gezien niet mag.” Van Haren zou graag zien dat de keuze voor flexibele schooltijden bij de scholen zelf ligt. „Op de school is dagelijks contact met de leerlingen dus vanuit daar kan veel beter worden ingeschat of flexibele tijden wel of niet werken.”
Sinds 2011 wordt er geëxperimenteerd met flexibele schooltijden in het basisonderwijs. De resultaten van deze onderzoeken zijn alleen niet allemaal eenduidig. Oorspronkelijk deden twaalf basisscholen mee aan het experiment, waarvan acht nieuwe scholen en vier bestaande scholen. Bij drie van de nieuwe scholen waren de problemen met de onderwijskwaliteit echter zo groot dat ze moesten sluiten. En ook bij een van de bestaande scholen bleek de basis niet op orde. In een eindrapport van de Onderwijsinspectie dat vorig jaar verscheen, werd dan ook geconcludeerd dat de flexibele onderwijstijden ‘flinke risico’s’ met zich meebrengen voor de onderwijskwaliteit. Dat was in april dan ook reden voor minister Arie Slob (OCW) om de nog lopende experimenten te stoppen.
Tot grote teleurstelling van de scholen die meedoen met de pilot. „Het voornemen om het experiment te helemaal te stoppen omdat het op sommige scholen niet goed ging vond ik nogal kort door de bocht en heel jammer”, zegt Bram Putman. Hij is leraar op de Sterrenschool in Zevenaar, een van de scholen die meedoet aan de pilot. „Ik werk hier nu negen jaar en ben er vanaf het begin bij geweest. Ik begrijp de twijfel van de minister heel goed, maar scholen die wel goed presteren moeten ook meewegen in het besluit om door te gaan of niet.”
Verkeerd beeld
Daarbij heerst er volgens Putman een verkeerd beeld over scholen flexibele schooltijden. „Het is namelijk niet zo dat kinderen hier de hele dag maar in en uit lopen want het rooster wordt voor een jaar vastgelegd. Er zijn gewoon meerdere tijden waarop kinderen kunnen beginnen of eindigen.” En dat heeft volgens hem een groot voordeel: „Als leerkracht heb je niet de hele dag alle kinderen tegelijk in de klas. Kinderen die extra aandacht nodig hebben komen bijvoorbeeld ’s ochtends een uurtje eerder, als het nog lekker rustig is in de klas, en gaan dus ook eerder naar huis. Zo kan ik ieder kind de aandacht geven die het verdient en dat geeft rust."
De Sterrenschool in Zevenaar is een van de scholen die tijdens de pilot voldoende bleef scoren. „Als een school slecht presteert is het inderdaad niet altijd een goed idee om flexibele tijden in te voeren, maar dat betekent niet dat het op geen een school kan werken”, betoogt Putman. „Er moet gewoon voorzichtig mee worden omgegaan, met uitvoerige controles en duidelijke voorwaarden om mee te doen. En laten we vooral van elkaar leren en kijken naar scholen waar het goed gaat, zodat niemand het wiel opnieuw hoeft uit te vinden.”
Het voornemen van Slob om te stoppen met het experiment riep veel weerstand op. De PO-Raad startte een lobby richting de Tweede Kamer. Volgens de Raad lieten de experimenten juist zien dat de kwaliteit niet hoeft te lijden onder flexibele tijden. „Pioniers met lef zijn immers nodig om de houdbaarheid van het stelsel aan de kaak te stellen: waarom doen we de dingen zoals we ze doen, omdat het al honderd jaar zo gaat? Door nu voor de hele groep het experiment stil te leggen, gooit de minister het kind met het badwater weg", valt er te lezen in een verklaring op de website.
In de Tweede Kamer werd gehoor gegeven aan de lobby van de Raad. Een motie van D66, CDA en VVD tegen het voornemen van de minister om te stoppen met de experimenten kreeg ruime steun van de Kamerleden, waarop de minister Slob zijn voornemen in juni weer introk. Scholen waar de onderwijskwaliteit voldoende is mochten doorgaan met de flexibele tijden, ondanks de niet altijd even consistente uitkomsten.
Dalende resultaten
Uit een rapport van de Onderwijsinspectie uit 2014 blijkt dat de resultaten van de groepen 5,6, en 7 op de toetsen van spelling, rekenen, wiskunde en begrijpend lezen sinds de invoering van flexibele schooltijden op bijna alle deelnemende scholen zijn gedaald. Tegelijkertijd staat in hetzelfde rapport dat een conclusie over het effect van het experiment op de kwaliteit van onderwijs niet of nauwelijks valt te trekken. „Het is niet te achterhalen wat precies de oorzaak is van de tegenvallende opbrengsten. Dit kan liggen aan het experiment, een nieuw schoolconcept of andere omstandigheden, zoals de extra toestroom van zorgleerlingen, veel instromers of veel wisselingen in personeel en schoolleiding.”
Ondanks dat de resultaten niet altijd even eenduidig zijn, blijft de Algemene Vereniging Schoolleiders voorstander van de flexibilisering. Voorzitter Van Haren: „We kunnen best een soort ondergrens instellen en moeten goed blijven kijken naar andere landen, waar flexibele schooltijden al langer normaal zijn, maar het belangrijkste is dat de keuze bij de scholen moet komen te liggen.”