Minder zomerscholen, aantal zittenblijvers groeit
In twee jaar tijd zijn zo’n veertig procent van de plekken waar er bijspijkerles werd gegeven aan middelbare scholieren in de zomer verdwenen.
Zittenblijvers
Volgens cijfers van sectororganisatie VO-raad waren er in 2017 nog 147 zomerscholen, dit jaar gaat het om slechts 84 plekken. De scholen zijn bedoeld om te voorkomen dat mensen blijven zitten, toch zou dat aantal juist groeien.
Wel zijn er meer lentescholen gekomen, maar volgens onderzoeker Carla Haelermans van de Maastricht University leveren deze niet dezelfde resultaten. „Een zomerschool is voor leerlingen écht de laatste kans om toch over te gaan. Bij een lenteschool geldt dat niet. Het is daardoor ook onzekerder wat de leerlingen extra moeten leren op dat moment”, zo vertelt ze tegenover Het Algemeen Dagblad.
Lastig te meten
Het aantal zittenblijvers groeide de voorbije jaren van iets minder dan vijf procent naar zes procent. Toch is dat niet allemaal op te hangen aan het gedaalde zomerscholenaanbod. „Scholen doen van alles om zittenblijven te voorkomen, dus welk effect waardoor komt is lastig te meten."
Ook zijn de lentescholen er niet alleen voor potentiële zittenblijvers. „Er doen ook leerlingen mee die geen of een gering risico op zittenblijven hebben", zegt een woordvoerder van de VO-raad. „Bij zomerscholen is dat anders: je staat bij de rapportvergadering op een of enkele onvoldoendes en binnen twee weken haal je die onvoldoendes op met behulp van die gerichte interventie. Het effect is daar veel directer te zien."