Ophef over repatriëring kinderen uit IS-gebied
Twee Syrische kinderen komen naar Nederland. Hun ouders leven niet meer, ze zijn twee en vier jaar oud en leefden onder erbarmelijke omstandigheden in een Koerdisch vluchtelingenkamp in Syrië. Het levert veel ophef op, in de media maar ook in de politiek.
De Belgische Jamal El K. vertrok zo’n vijf jaar geleden naar Syrië om zich aan te sluiten bij IS. Zijn Zwolse vrouw Karenia, van Nederlands-Antilliaanse afkomst, reisde hem later achterna. De Nederlandse overheid heeft zich eerder over deze situaties uitgesproken: wie naar Syrië vertrok koos daar zelf voor, die mensen hoeven we hier niet terug te hebben.
Verweesd
Karenia en Jamal El K. vertrokken, in Syrië kregen zij samen twee kinderen. Jamal El K. kwam vervolgens om in de strijd, Karenia werd ziek en overleed afgelopen april op 31-jarige leeftijd in het Koerdische vluchtelingenkamp. Hun kinderen van twee en vier jaar oud bleven daar verweesd achter.
In het kamp was nauwelijks eten of medische zorg voorhanden, zelfs de watervoorziening schijnt er problematisch te zijn. Dat de kinderen er zonder voogd overleefden is een wonder te noemen. Nu komen de twee naar Nederland.
Onveilig gebied
Minister Ferd Grapperhaus van Justitie heeft lang volgehouden dat er niet actief gewerkt werd om kinderen naar Nederland te halen uit ‘onveilig gebied’. Daar worden namelijk „geen vertegenwoordigers van de Nederlandse regering heen gestuurd.” Daar komt hij nu waarschijnlijk niet meer mee weg: de twee kinderen zijn uit het kamp gehaald als onderdeel van een Franse operatie. Daar is beeldmateriaal van verschenen waarop ook een Nederlandse functionaris te zien is.
Het kan dus toch, dat zet wel een gevoelige discussie op scherp: welke kinderen ‘verdienen’ het om te worden teruggehaald en wie komen er vervolgens mee? In dit geval worden er twee wezen teruggehaald, dit leidt mogelijk tot een breder repatriëringsbeleid en waar trek je vervolgens de grens?
Repatriëring en veiligheid
„Juridisch gezien is het heel moeilijk om kinderen van hun ouders te scheiden”, legt Bart Schuurman uit. Hij werkt als terrorismeonderzoeker aan de Universiteit Leiden. Bij het repatriëren van kinderen uit oorlogsgebied bestaat de kans dat hun ouders meekomen. Dit levert niet alleen een mogelijk veiligheidsrisico op, je ontneemt ook de lokale bevolking de kans om misdadigers te straffen.
Schuurman: „Er moet voorkomen worden dat zware oorlogsmisdadigers ook worden teruggehaald na de repatriëring van kinderen. Maar laten wij ons ook realiseren dat als er één groep is die hulp verdiend dan zijn het wel kinderen die door vreselijke keuzes van hun ouders in een onnoemelijk tragische situatie terecht zijn gekomen.”
Een veelgehoord argument is dat je met de getraumatiseerde kinderen tikkende tijdbommen naar Nederland haalt. Steven Lenos is radicaliseringsexpert bij adviesbureau Radar, hij is het daar niet mee eens. „Zelfs vanuit keiharde veiligheidsopvatting kunnen we de kinderen beter hier opvangen als zij ook maar iets met Nederland denken te hebben”, zegt Lenos stellig.
Het idee is dat een kind dat zich nu aan zijn lot overgelaten voelt in oorlogsgebied op latere leeftijd een veel groter risico kan vormen. Los van radicalisering zijn er zogenaamde kindfactoren, dingen die je in je jeugd niet mee hoort te maken zoals geweld thuis. Die kunnen eraan bijdragen dat een kind op latere leeftijd ontspoort. Iemand van 14 opvangen en professioneel begeleiden is in dat geval beter, meent Lenos. „Liever nu één team van psychologen aan het werk dan later twee teams terrorismebestrijding.”