Dankzij Boeddha niet meer bang voor pijn
De gevangenis is voor mensen die iets slechts hebben gedaan. Maar wat als je de slechte daad scheidt van de mens?
Het is de filosofie van Cuong Lu, boeddhistisch monnik en geestelijk verzorger van gedetineerden in verschillende gevangenissen in Nederland. Hij hoort de meest gruwelijke verhalen aan en ziet de gedetineerden toch niet als criminelen. „In het boeddhisme haal je de scheiding tussen mens en mens weg”, vertelt Cuong. „De gedetineerde en ik zijn hetzelfde als we met elkaar praten. Op die manier kom je als twee mensen op hetzelfde niveau. De ander, de gedetineerde in dit geval, voelt dat.”
Pijn en geluk
Er ontstaat een verbinding die voor een bijzondere band zorgt, legt Cuong uit. „Sommige gedetineerden vertelden dat dit voor het eerst was dat ze een verbinding met iemand voelden. Het gaat niet over het bovennatuurlijke, maar over echt contact tussen twee mensen. Dat is toch mooi?” Die verbinding zorgt voor bijzondere verhalen, die Cuong heeft opgetekend in het boek Boeddha in de Bajes. „Ergens in hun jeugd zijn ze in de steek gelaten. Dankzij de gesprekken die we voerden, heb ik hun verhalen, verleden en pijn mogen horen. Veel van hen kenden geen liefde. De gesprekken zijn voor veel de eerste ervaring met liefde. Onvoorwaardelijke liefde, ik vraag niks van ze en als verzorger hoef ik niets te rapporteren. Ze zijn veilig.”
De stilte centraal
Tijdens zijn jaren als geestelijk verzorger in de gevangenissen, staat stilte centraal. De meeste gedetineerden zijn een minuut of twintig stil voor ze hun verhaal vertellen. „Het is geen ongemakkelijke stilte of isolatie. Ik kon hun pijn voelen. En als je die pijn aanraakt met liefde, verandert het in compassie en zachtheid.” Die zachtheid, die zouden we ook buiten de gevangenis wel wat vaker mogen gebruiken. „We maken wel contact, maar we willen anderen laten zien wie we zijn. Hoe goed, mooi, leuk, slim en rijk. We maken nauwelijks verbinding.” Bij verbinding vallen hoe goed, leuk en slim je bent weg, licht Cuong toe. „Ik kijk naar jou en zien mezelf, op die manier bestaan er geen verschillen meer tussen ons. Ik weet namelijk dat jij alles hebt wat ik ook heb.”
Instabiele factoren
De meeste gedetineerden laten hun identiteit volgens Cuong afhangen van instabiele factoren als geld, seks en respect.„Allemaal omstandigheden die voor geluk zorgen, maar je hebt ze niet altijd. Geluk met voorwaarden, noem ik dat. Nu zitten deze mannen zonder deze elementen in de gevangenis. Toch ervaren ze geluk als ze met mij zijn. Gek, hè? Zonder oorzaak die ze gewend waren, ervoeren ze geluk.” Cuong benadrukt hoe mooi hij het vindt dat hij de mannen die hij spreekt of sprak geluk kon laten zien. „We zijn namelijk bang voor pijn en lijden. We weten niet hoe we ermee om moeten gaan en vermijden het, we doen alsof we leuk zijn. Ik vermijd geen pijn maar kijk ernaar zonder oordeel. Deze mensen konden nu eindelijk zoveel vertellen, voor het eerst in hun leven hun pijn onder ogen komen.”
Iedereen een Boeddha
De belangrijkste les die Cuong tijdens zijn werk als geestelijk verzorger in de gevangenis leerde, is dat iedereen een Boeddha in zich heeft. „Iedereen heeft de kwaliteiten van een Boeddha, liefde, wijsheid, stabiliteit, rust en diep geluk. Wat deze mannen ook gedaan hebben, allemaal hebben ze dit in zich. Als we ze gaan behandelen als Boeddha, zullen ze zich ook zo gaan gedragen. Behandelen we ze als boef, dan zullen ze weer terugvallen. We moeten ze laten kiezen een Boeddha te zijn en ze ondersteunen. Zo kunnen we helpen criminaliteit te stoppen. Dat is nog veel belangrijker dan ze straffen.” Het gedachtegoed moeten we wat Cuong betreft niet alleen in de gevangenis toepassen. „Geef elkaar steun om gelukkig te zijn in het leven. We straffen te vaak. Juist door elkaar te steunen worden mensen, ook gedetineerden een Boeddha.”