Nostalgie met een heel klein wit balletje
Het is zaterdag Wereld Tafeltennisdag. Reden voor Metro om met twee liefhebbers te spreken; een voormalig Europees kampioene én de medeoprichter van De Ping Pong Club.
‘Zullen we even…?’
Even een potje’ in plaats van bij de koffieautomaat hangen en ‘zullen we een potje?’ in plaats van ‘heb je een vuurtje?’ Ja, je ziet ze op steeds meer plekken, die tafeltennistafels – van kantoor tot de club. Of in hotels.
Als je Utrecht Centraal binnenrijdt met de trein, kan het bijna niet missen. Het roze terras met De Ping Pong Club in witte letters springt meteen in het oog, net zoals een potentiële pingpongbal, mocht het raampje openstaan. ,,We zitten pal aan het spoor, ideaal dus voor mensen die voor of na hun reis zin hebben in een potje.”
John van der Pouw Kraan is samen met Jan Joost Verbij en Thijs van Lier – alle drie gameontwikkelaars – en de mannen van Skonk en de Stadstuin de drijvende kracht achter De Ping Pong Club.
Rond de tafel
Tijdens een ‘inspiratietour’ door Londen, ontdekten ze Bounce, waar pingpong en een biertje figuurlijk hand in hand gaan. Ze keken elkaar aan en wisten: dit moet naar Nederland! ,,En zo is het balletje gaan rollen.” Sinds 1 maart zijn de deuren geopend. De Ping Pong Club is geen vereniging, maar het is ook niet zomaar een tafeltennis in een kroeg. Er komt van alles en iedereen. Alle leeftijden, maar ook ‘serieuze spelers’ die van tevoren bellen of ze hun eigen batje mee kunnen nemen („ja tuurlijk”) en de lolspelers. Iedereen pakt er gratis een batje en kan losgaan op een van de vijf tafels, of drie, als het minder weer is.
De muziek varieert tussen hitjes en afrodisco, het meest bestelde pingpongdrankje is een biertje – „we zijn nog aan het broeden op een pingpongcocktail” – en als het druk is, wordt automatisch rond de tafel gespeeld. „Er ontstaat een leuke losse sfeer waarin iedereen met elkaar in contact komt.” Een soort kroegspel, „maar veel actiever dan jeu de boules of darten.”
Pingpong = …
Het contact met de Nederlandse Tafeltennisbond (NTTB) is goed, „ze zijn langs geweest en zijn enthousiast over wat we doen.” Want als er iets is dat De Ping Pong Club doet, is het wel het spelletje op een laagdrempelige manier aan de man brengen. Het verschil tussen tafeltennis en pingpong is dat het een een sport is, het ander een spel, „we noemen pingpong ook wel tafeltennis met een biertje!” Mensen weten hen al goed te vinden. „Het maakt automatisch een gevoel van nostalgie los, bijna iedereen die hier komt vertelt dat ze vroeger best goed waren”, vervolgt John, die zichzelf als ‘een best wel slechte speler’ kwalificeert, „maar ik ga sowieso oefenen als ik meer tijd heb.”
„Het oerinstinct komt bij mensen los als ze spelen”, beschrijft hij een gemiddelde middag/avond, „en als het rondje is afgelopen, wordt met de batjes op de tafel getikt.” Niet omdat ze een rondje nieuw bier willen -of dat soms ook-, maar om aan te geven dat er weer een ‘rond de tafel’ is. „En dan gaan ze weer, het verveelt gewoon niet.”
De pingpongmannen, ook de founding fathers van escape room Gajes in de Bajes, zitten vol originele ideeën en mooie plannen komende zomer. Een mysterieuze grijns siert zijn lippen, maar vooruit, een klein tipje dan: iets met rond de tafel in wedstrijdvorm. Én ze zitten vol woordgrappen. Jouw service is onze service bijvoorbeeld, en we serveren ook buiten. „En bij ons kun je alleen met ping betalen.” Het is bij hun eigenlijk elke dag tafeltennisdag, of pingpongdag, zo ook deze zaterdag. „Iedereen is welkom om bij ons te komen spelen.”
Kampioen Bettine
Tafeltennis is booming, zeker op recreatief vlak, beaamt Bettine Vriesekoop. Ze is een echte pro, en dat is nog een understatement. Ze werd twee keer Europees Kampioen en een groot deel van haar leven draaide en draait nog altijd om dat witte balletje. Nu is ze ambassadeur van de Nederlandse Tafeltennisbond en Bij Tempo-Team in Amsterdam traint en coacht ze (jonge) talenten. Ze houdt van de snelheid van het spel, ‘de bal aan een touwtje’, noemt ze het en natuurlijk de psychologische oorlogsvoering met de tegenstander. En ja, ze had zeker ‘de blik’ als ze middenin een wedstrijd zat.
„Ze noemden mij altijd een furieus meisje en dat was ik ook”, blikt ze met een glimlach terug. Je moet emotie in de bal leggen en dat kon ze als geen ander. „Je moet wel een beetje een felle donder zijn, hoor.”
Dat de sport steeds populairder wordt, ziet ze vooral op internationaal vlak. „Het is nu ook in landen als Iran, Iran en Egypte een fenomeen geworden met spelers die er hard voor gaan. Tafeltennis is daar ook echt een manier om een goede toekomst op te bouwen.” Dat is wel anders hier in Nederland. „De noodzaak is niet meer zo groot om tot de echte tafeltennistop te behoren.” Dat is weleens jammer, knikt ze. „Dat was in mijn tijd wel anders, het is nu wat lauwer geworden.” Of ‘pingpong’ voor pro’s trouwens als vloeken in de kerk is? Nee hoor, lacht ze, „niet voor mij, ik zeg het zelf ook, het zou anders ook omgekeerd snobisme zijn.”
Op recreatief (pingpong)gebied wint het hier ook steeds meer aan terrein en ook zij ziet op steeds meer plekken de haar zo welbekende tafel. Dat is zeker een goede ontwikkeling, vindt ze. „Maar het moet niet het nieuwe darten worden als je begrijpt wat ik bedoel. Ik vind dat die kroegcultuur er niet zo goed bij past.” Desalniettemin is ze natuurlijk blij dat het spel steeds meer gespeeld wordt. „Hoe meer tafels er komen, hoe beter en je ziet ook steeds meer ouderen die het doen, het is heel mooi dat tafeltennis dan ook een sociale functie heeft.”