Beter Leven keurmerk: Boeren steken echt hun nek uit
Vanaf maandag geldt het Beter Leven keurmerk ook voor zuivelproducten. Er wordt niet alleen meer gekeken naar het dierenwelzijn, maar ook naar hoe de gevolgen van zuivelproductie voor het milieu beperkt kunnen worden. Om het keurmerk te verdienen moeten boeren aan maar liefst 196 voorwaarden voldoen.
De Dierenbescherming, Natuur en Milieu en Vogelbescherming Nederland slaan de handen ineen en komen nu met dierenwelzijn-, natuur- en milieucriteria voor melkveehouders. Wie een Beter Leven keurmerk wil, moet aan 196 voorwaarden voldoen. „Dat is een behoorlijk gedoe kan ik je vertellen. Ik ben maar gewoon bij het eerste punt begonnen en heb zo het lijstje afgewerkt”, zegt melkveehouder Suzanne Ruesink. Samen met vijf andere melkveehouders heeft zij als eerste het keurmerk gekregen. Om dat voor elkaar te krijgen moest ze zorgen voor meer stalruimte en mag het krachtvoer dat ze de koeien geeft niet genetische gemodificeerd zijn.
Die lijst met criteria is niet niets, zegt ook Niels Dorland van de Dierenbescherming. „Het is best een risico voor boeren want ze moeten veel aanpassen en investeren voordat ze ook maar een product met het keurmerk kunnen verkopen. Ze steken echt hun nek uit.”
Veel details
Dorland legt uit de criteria heel gedetailleerd zijn. „Van waar de drinkbakken moeten hangen tot de grootte van de ligruimte voor de koeien.” Daarnaast wordt er bij dit keurmerk ook gekeken naar de natuur rondom de boerderij. „Er mag niet meer gespoten worden met Roundup en er moet in de weilanden meer ruimte komen voor bloemen, insecten en vogels. Ook moeten veehouders overstappen op groene energie”, legt Dorland uit. „Als je dat bij elkaar optelt, zit je al snel aan de 196 voorwaarden.”
Maar met die 196 voorwaarden zijn we er volgens Dorland nog niet. Boeren die aan alle criteria voldoen verdienen slechts een ster van het Beter Leven keurmerk. „Een ster Beter Leven moet in de toekomst eigenlijk de basis worden want er is gek genoeg maar heel weinig regelgeving voor melkveehouders”, stelt Dorland. Zo weinig zelfs dat melkveehouders in 2018 besloten om zelf regels op te stellen. Een tienkoppige commissie van natuurorganisaties, landbouwkundig adviseurs en boeren schreven in 2018 een adviesrapport met daarin zelf opgestelde ‘spelregels’ voor de melkveehouderij.
Niet voor niets
Waarom koos Ruesink dan toch voor het Beter Leven keurmerk? „Boeren worden vaak geconfronteerd met vraagstukken over dierenwelzijn en milieu en ik denk dat we heus wel weten dat we daar iets mee moeten”, zegt Ruesink. Wel benadrukt ze dat zo’n grote investering niet voor niets kan. „Ik wilde er wel zekerheid voor terug en omdat alle partijen – van fabriek tot inkoper – erg betrokken waren bij het overleg, heb ik er vertrouwen in want niet alleen de boer kan erop toeleggen.”
Harm Wiegersma van de Nederlandse Melkveehouders Vakbond denkt daar heel anders over. Volgens Wiegersma zijn de intenties goed, maar moet dat vanuit de sector zelf komen. „Ik zie dit keurmerk niet als een goede ontwikkeling”, zegt hij. „Ik geloof meer in regulering vanuit de sector zelf want aan een keurmerk zoals deze zit een verdienmodel en het zijn vaak niet de boeren die er aan verdienen.”
‘De parktijk is weerbarstiger’
Ook vindt Wiegersma dat de de sector zelf bezig moet zijn met het dierenwelzijn en de gevolgen voor het milieu. „Zo’n lijst met voorwaarden waaraan voldaan moet worden klinkt heel mooi maar de praktijk is weerbarstiger.” Hij noemt als voorbeeld de extra ruimte die koeien volgens het keurmerk moeten krijgen. „Dat zorgt voor meer emissie en dat is weer niet goed voor het milieu.” Wiegersma benadruk dat het geen kwestie van onwil is. „Als wij mogelijkheden zien om het beter te doen dan doen we dat natuurlijk, maar daar hebben we geen keurmerk voor nodig."
Ook Ruesink is bereid te doen wat ze kan, maar denkt dat een keurmerk haar juist wel kan helpen „Misschien zitten we wel te veel in de slachtofferrol, maar we staan er vaak alleen voor en moeten dilemma’s over dierenwelzijn en milieu zelf oplossen. We moeten meer naar buiten treden met die dilemma’s en, zoals ik nu heb gedaan, in gesprek gaan met de hele keten.”
Ruesink geeft als voorbeeld van een dilemma de methode die veehouders gebruiken voor een milieubewuste bedrijfsvoering. „veel boeren gebruiken een luchtwasser om de uitstoot van schadelijke stoffen te bepreken, maar dat is weer minder goed voor de dieren." De stal moet bij dit systeem dan wel volledig afgesloten zijn. „Goed voor het milieu, maar weer niet voor de koeien want die kunnen niet naar buiten. Door over dit soort dingen te praten kunnen we elkaar helpen.”
De bereidheid onder melkveehouders lijkt er dus te zijn, maar ze kunnen volgens Ruesink nog wel een steuntje in de rug gebruiken. „Uiteindelijk bepaalt de consument. Het is tijd dat we echt met zijn allen gaan samenwerken. Met dit keurmerk hebben een aantal melkveehouders een stap gezet en nu is de consument weer aan zet."