Jelmer Visser
Jelmer Visser Nieuws 25 feb 2019
Leestijd: 3 minuten

‘Groei aantal cito-trainingen is slechte zaak’

Het is alweer eind februari en dat betekent dat over zo’n anderhalve maand de cito-toets afgenomen zal worden. Hoewel het schooladvies tegenwoordig niet meer gegeven mag worden op basis van de toets, ligt er nog altijd veel druk op een goed resultaat. En daarom schieten de bedrijven die cito-trainingen aanbieden als paddestoelen uit de grond.

Volgens cijfers van de Kamer van Koophandel, die opgevraagd zijn door RTL Z, is er in de afgelopen vier jaar een stijging van 67 procent te zien: waar in 2015 nog 284 bedrijven cito-trainingen aanboden, zijn dat er inmiddels 475.

Een zorgelijke ontwikkeling, zo vindt de Algemene Onderwijsbond. Voorlichter Esther Sloots legt uit: „De druk om te presteren op die toets is heel erg toegenomen. Daardoor kunnen ouders ervoor kiezen om hun kind zo’n cito-training te laten doen. Wij vinden het wel problematisch dat die toets zo belangrijk is geworden dat die toets een doel op zich is geworden. Zo moet je hem eigenlijk niet zien. Het is een meetmoment om te kijken waar de leerling staat, een momentopname, niet een doel op zich.”

Janneke Louppen en Lotte van den Berg, die cito-trainingen aanbieden met hun bedrijf Kick begeleiding, zijn het hiermee eens. Zij benadrukken dan ook dat zij de kinderen geen antwoorden uit hun hoofd laten leren: „Sommige bedrijven zijn vooral gericht op het resultaat, het hoogste advies krijgen lijkt hierbij vaak het doel. Wij leren eerder hoe een kind een toets moet maken en we zorgen dat hij of zij zeker van zichzelf is. We zorgen dat het kind het beste uit zichzelf haalt, maar we gaan niet uren zitten stampen.”

Bovendien is er volgens Ria Vogels, onderwijsdeskundige bij het Sociaal Cultureel Planbureau, nog een nare bijkomstigheid van de cito-trainingen. Ze bevorderen namelijk een mate van ongelijkheid in het onderwijs. „Het is bekend dat er meer gebruik wordt gemaakt van huiswerkinstituten en cito-trainingen door kinderen met hoogopgeleide ouders die daar ook de financiële ruimte voor hebben. Daarnaast zijn deze ouders relatief vaak autochtoon. Dat geldt niet alleen als nadelig voor kinderen van mensen met een migratie-achtergrond, maar ook voor kinderen van ouders die het wat minder breed hebben en wat lager opgeleid zijn. Zij gaan, naar mijn mening terecht, wat meer af op de mening van de school.”

Sloots van de AOb vult aan: „Wat je ziet, is dat mede door het lerarentekort de klassen steeds groter worden. Dus als een leerling extra begeleiding nodig heeft bij een bepaald vak, is daar steeds minder tijd voor. Ik snap het ook wel dat ouders hulp buiten de school gaan zoeken als het kind vastloopt en de school daar niets aan kan doen. Maar het zou natuurlijk beter zijn, voor het kind en voor het onderwijs, als het kind gewoon op school ondersteund kan worden. Dan hoeft hij of zij niet nog na schooltijd bijgeschoold te worden en is de hulp bovendien toegankelijk voor alle kinderen, ongeacht de achtergrond en financiële situatie van de ouders.”

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.