In hoeverre heb je als verdachte recht op privacy?
In Nederland was het een lange tijd gebruikelijk dat verdachten met een balkje voor de ogen in de media werden getoond en met hun initialen werden genoemd. Die ongeschreven regel kreeg in 2004 een klap toen een foto van Mohammed B., de moordenaar van Theo van Gogh, openlijk werd getoond. Sindsdien gebeurt het steeds vaker dat een verdachte tot publiek persoon gemaakt wordt. Ook de foto, naam en toenaam van Brech, de verdachte van de moord op Nicky Verstappen, worden openlijk gedeeld. Dan rijst de vraag: in hoeverre heb je recht op privacy als je verdacht wordt van een misdrijf?
Het besluit om de 55-jarige Brech tijdens de persconferentie prominent te presenteren als verdachte is niet zomaar genomen, vertelt de Limburgse hoofdofficier van Justitie Jan Eland. Iets meer dan twee maanden hebben ze geprobeerd om hem vinden, maar tevergeefs. „Het is iemand die in het bos kan overleven. Hij heeft zijn sporen gewist. We kwamen geen stap verder meer in het onderzoek, we hebben nu dus echt de hulp van het publiek nodig.” Daarbij hoopt Eland dat men door het opsporingsbericht ook in het buitenland naar Brech gaat zoeken. Volgens de hoofdofficier heeft de politie ook voldoende aanleiding om op deze manier naar de verdachte op zoek te gaan, legt hij woensdagavond uit in Laat op 1. „We hebben sporen op de kleding van Nicky aangetroffen, en die sporen zijn zodanig dat we de conclusie trekken dat de sporen zijn van degene die de laatste uren van Nicky heeft meegemaakt. En het DNA dat uit die sporen is gehaald, matcht voor een volle 100% met de verdachte.’’ In dit soort gevallen vraagt justitie zich af of het belang van het delen van de foto’s en naam in verhouding staat tot de inbreuk van privacy en of het de beste of zelfs enige manier is om het doel te bereiken.
Uitzonderingspositie
„De politie heeft een uitzonderingspositie’’, begint Charlotte Meindersma, een juriste met een specialisatie in onder andere privacy en portretrecht. „Zowel in de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) als in het portretrecht staat dat zij vanuit opsporingsbelang portretten mogen delen. En dat mag dan in principe ook alleen zolang iemand gezocht wordt. Die uitzonderingspositie hebben ze omdat het openbaar maken van een foto soms echt in het belang is van de opsporing.’’
Dat vindt echter niet iedereen een logische volgende stap.
Ooit was in de media het gebruik dat verdachten met alleen hun initialen werden aangeduid. En er geen foto’s werden getoond. Ze waren immers alleen nog maar ‘verdacht’. Waarom is dat eigenlijk niet meer zo?
— Jan Eikelboom (@janeikelboom) August 22, 2018
https://twitter.com/lisabusink/status/1032558910748721153
Verdacht of schuldig
Meindersma legt uit: „Er is wel een verschil in dat justitie de beelden van Brech deelt, en dat mensen zoals jij en ik met zijn foto aan de haal gaan. Jij en ik mogen die portretten niet zomaar verspreiden, wij hebben wel vrijheid van meningsuiting en persvrijheid, maar wij horen niet ongeblurred zomaar zijn foto te delen. Zeker omdat hij op deze manier al neergezet kan worden als schuldige, terwijl we dat in feite nog niet zeker weten. Hij is nu verdachte, en natuurlijk hebben we er allemaal onze visie op en verwachten velen van ons dezelfde uitkomst, maar hij is simpelweg nog niet berecht.’’
Het idee daarvan is vooral dat hij, mocht hij na verhoor door de politie onschuldig worden bevonden, gewoon werk of een huis moet kunnen vinden. „Er mag uiteraard over hem geschreven worden, want het is nieuws – en ook zeker belangrijk nieuws – maar wat is de toegevoegde waarde voor het losse nieuwsfeit hoe hij eruitziet? In feite heeft alleen de politie er echt belang bij om die informatie openbaar te maken, want die herkenbaarheid is essentieel voor de opsporing. Die herkenbaarheid is niet van belang om er een maatschappelijke discussie van te maken van ‘goh, wat is het toch een lul’.”
Recht op privacy
Goed, het is dus eigenlijk niet de bedoeling dat Jan en alleman met de foto van Brech aan de haal gaan. Er is echter één ding wat de zaak wel een tikkeltje makkelijker maakt: als Brech namelijk zou willen dat zijn naam en foto van internet verdwijnen, moet hij dat zelf melden. „Gezien het lijkt alsof hij niet gevonden wil worden, zal hij dat niet zo snel doen. En feit blijft wel dat hij nu gezocht wordt, en internet daar simpelweg aan bijdraagt”, vervolgt Meindersma. „Er is ook niets mis met het delen van het opsporingsbericht: die is van de politie en mag door jou en mij gewoon gedeeld worden. Maar zolang hij juridisch gezien de dader nog niet is, heeft hij tot het moment dat hij definitief schuldig is bevonden, gewoon recht op zijn privacy. Mocht daarna blijken dat hij schuldig is, mogen alle foto’s herkenbaar in beeld en mag je alle uitspraken doen die je wilt, omdat hij dan daadwerkelijk een dader is en iedereen dat mag weten.”