‘Korting op collegegeld is mooi maar geen oplossing’
Vanaf komend schooljaar gaan eerstejaarsstudenten fors minder collegegeld betalen. Ze krijgen namelijk een korting van 1030 euro op het collegegeld in het eerste jaar. Voor studenten van de lerarenopleiding ligt dat bedrag zelfs op 2060, want zij krijgen in het tweede jaar ook nog een korting. Toch klinkt dit mooier dan het eigenlijk is.
De korting moet ervoor zorgen dat het hoger onderwijs toegankelijker wordt. Minister Ingrid van Engelshoven (Onderwijs) is van mening dat de studenten hier blij mee gaan zijn want het collegegeld „is een van de eerste rekeningen die je krijgt. Het maakt dan echt uit of daar 2000 euro op staat of de 1000 die we nu geregeld hebben.”
Financiële onzekerheid
Anja van den Broek, directeur van ResearchNed, is een andere mening toebedeeld. „Het is een steuntje in de rug voor de studenten tijdens het eerste jaar, maar absoluut niet meer dan dat. Het zou ook verkeerd zijn als je om die reden wel met een studie zou starten, dan heb je niet de juiste motivatie.” Ze is van mening dat financiële prikkels eigenlijk helemaal niet de doorslag geven in de keuze om wel of niet te gaan studeren. „Dat zijn eigenlijk bijna altijd de ouders.”
Tom van den Brink, van het Interstedelijk Studenten Overleg (ISO): „Een korting is natuurlijk altijd mooi voor studenten, zeker als eerstejaars. Het Ministerie van Onderwijs brengt het alleen alsof het de drempel om te studeren en alle financiële onzekerheid wegneemt, en dat doet het absoluut niet.” Van den Brink ziet dat veel studenten financiële zorgen hebben en dat die financiële zorgen ook een reden zijn om twee keer na te denken voor je aan een studie start. „Met alleen korting in het eerste jaar zorg je er niet voor dat de financiële problemen verdwijnen. Er zijn meer studiejaren dan alleen het eerste.”
Onderzoeker Cor Suhre van de Rijksuniversiteit Groningen is het in dat opzicht met Van den Brink eens. „Ik vraag me af of dit wel zo’n enorme prikkel is om te gaan studeren, ik kan het me eigenlijk niet voorstellen.” Net als Van den Brink constateert hij dat er veel meer studiejaren zijn. „Heel leuk dat er in het eerste jaar minder kosten zijn, maar wat moet je de rest van de jaren doen?”
Meer kosten
En daar zit het probleem van deze situatie. De Raad van State constateerde dit in maart al, zegt persvoorlichter Gert-Jan Klapwijk. Hij legt uit dat het adviesorgaan destijds een aantal kritische noten bij het plan voor de wetswijziging zette. Klapwijk: „In het plan wordt weinig tot niet onderbouwd dat het collegegeld de drempel is voor leerlingen die studeren te duur vinden. Er komen namelijk veel meer kosten kijken bij studeren. Denk aan bijvoorbeeld materialen, boeken, collegegeld van de jaren erna of gewoon het levensonderhoud.”
De Raad van State heeft niet het idee dat deze wet studeren toegankelijker maakt. „De wet is gericht op een kleine groep leerlingen, die het studeren te duur vindt en daarom afhaakt. Het idee is dat ze door de halvering van het studiegeld in het eerste jaar wel met een studie starten.” Maar daar gaat het volgens Klapwijk mis. „Deze wet richt zich niet op die specifieke groep. Het geld komt nu terecht bij studenten die toch al met een studie gingen starten en daarmee mist de wet haar doel.”
Studenten gaan erop achteruit
Van den Brink gaat nog een stapje verder. Hij heeft het idee dat studenten er – zelfs met korting – op achteruit gaan. „Het kabinet is van plan om de rente op studieschulden te verhogen, waardoor de student met een veel hogere studieschuld komt te zitten. Heel fijn dat er dan nu een korting is van 1000 euro, maar dat staat in schril contrast met de misschien wel duizenden euro’s hogere studieschuld die afgelost moet worden.”
Hij ziet de korting vooral als een „symbolische oplossing”. Van den Brink heeft het idee dat er de komende maanden veel meer kosten voor studenten bijkomen, met zowel de renteverhoging als de btw-verhoging in het vooruitzicht. „Het weegt op deze manier niet tegen elkaar op. De financiële positie van de student gaat meer dan ooit tevoren onder druk komen te staan. En dan is die duizend euro niet genoeg om dat te compenseren.”
Van den Brink is sowieso van mening dat niet alleen het collegegeld een pijnpunt is. „De instroom van studenten is goed, zelfs met het nieuwe leenstelsel. Ik vind het onduidelijk welke problemen deze korting nu precies gaat oplossen.”
Geen acute noodzaak
Suhre heeft het idee dat er helemaal geen acute noodzaak is voor deze maatregel. „De studentaantallen lopen niet terug, er zit geen krimp in het hoger onderwijs.” Toch kan hij zich wel voorstellen dat de overheid mensen naar het hoger onderwijs toe laat stromen. „De arbeidsmarkt verandert; mensen moeten steeds meer kennis en flexibiliteit hebben, maar dit is niet het juiste instrument ervoor.”
Maar wat is dat instrument dan wel? Daar verschillen de meningen over. Bart Pierik, woordvoerder van de Vereniging van Universiteiten, heeft een duidelijke visie. „De kosten zijn vaak niet de beperking om te gaan studeren, het ligt voor sommige groepen aan de voorlichting. Jongeren die als eerste in de familie gaan studeren vinden het een moeizaam vooruitzicht om te gaan lenen en kiezen er bijvoorbeeld daardoor voor om niet te gaan studeren. Met meer voorlichting over hoeveel kans je hebt op een goede baan als je studeert kan dat al beter opgelost worden. Daar is deze korting niet voor nodig.”
Geld verkeerd besteed
Van den Brink wil een aanvullende beurs voor leerlingen die niet gaan studeren vanwege de kosten. „En die beurs mag best omhoog. Ik vind het schandalig dat groeperingen niet kunnen studeren. Het geld van de korting had beter naar zo’n aanvullende beurs kunnen gaan. Heel mooi, en oprecht fijn. Maar het heeft geen groot effect.”
Pierik twijfelt sterk aan deze investering in het onderwijs. „Mensen willen juist graag studeren en doen dat ook op steeds grotere schaal. Moet er nu echt geïnvesteerd worden in de instroom?” Hij vindt eigenlijk dat het geld op een andere manier besteed had moeten worden. „180 miljoen euro is veel geld. Als je kijkt naar bijvoorbeeld de werkdruk onder docenten of de investeringen in onderzoek, zijn er genoeg andere bestemmingen die meer recht doen aan de problemen die we willen oplossen met elkaar.”