‘Dit is een aanslag op de Nederlandse persvrijheid’
Nederland scoort wat betreft persvrijheid uitstekend ten opzichte van andere landen. In een onderzoek in 2016 van Reporters Without Borders scoorden wereldwijd alleen Zweden, Finland, Noorwegen en Denemarken beter. Dat was afgelopen dagen alleen minder te voelen: in slechts een paar dagen tijd werden zowel het gebouw van Pijper Media (Playboy, Panorama, Grazia) als het gebouw van Telegraaf Media Groep (De Telegraaf, Metro) aangevallen.
„Het is een te groot woord om te zeggen dat het in Nederland onveilig is geworden om als journalist te werken”, zegt Thomas Bruning, secretaris van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ). „Maar het is absoluut een aanslag op de persvrijheid. En het staat in lijn met meerdere incidenten, waarin je ziet dat bedreiging en intimidatie van journalisten grotere vormen heeft aangenomen.” Een voorbeeld daarvan is Telegraaf-journalist John van den Heuvel, die door bedreigingen van motorclub No Surrender onder bescherming staat.
Gevolgen
Brunings uitspraken worden ondersteund door een onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van de NVJ. Daaruit blijkt dat 61 procent van de journalisten weleens te maken heeft met bedreigingen. Volgens 74 procent van de journalisten is er ‘enige mate van voorzichtigheid/terughoudendheid’ als gevolg van die bedreigingen en soms wordt door dreigementen zelfs de berichtgeving aangepast.
Een ernstige zaak, zegt persvoorlichter Emile Affolter van Amnesty International: „Voor een democratie is het van essentieel belang dat journalisten zonder vrees voor vervolging of geweld hun belangrijke werk kunnen doen. Hoewel nog onduidelijk is wie verantwoordelijk is voor de aanslag op het hoofdkantoor van de Telegraaf, gaat van een dergelijke aanslag een intimiderende werking uit. Om te voorkomen dat journalisten zichzelf censureren is het van groot belang dat de verantwoordelijken voor deze aanslag worden opgespoord en berecht.”
Bonus
Bruning vult aan: „Dat zou de bonus op dit soort slechte gedrag zijn, dat journalisten zich dan uiteindelijk terugtrekken. Een belangrijk signaal dat we als journalisten dus moeten afgeven is: ‘we gaan gewoon door met ons werk’. En vervolgens moeten we kijken hoe we dat ook waar kunnen maken, dat mensen veilig verslag kunnen doen. Soms moet dat met grote maatregelen, zoals bij Van den Heuvel en Paul Vugts (misdaadverslaggever van het Parool, zwaar beveiligd vanwege bedreigingen uit de onderwereld, red.) en soms ook met kleinere maatregelen.”
Op sociale media heeft minister-president Mark Rutte al van zich laten horen. Hij noemt de aanslag ‘een klap in het gezicht van de vrije pers en de Nederlandse democratie’: „Er is nog veel onduidelijk, maar we zijn alert en waakzaam en de politie doet er alles aan om de dader(s) op te pakken.”
https://twitter.com/MinPres/status/1011501121943334912
Breder
„Het signaal is in die zin heel goed, omdat de hoogste baas van Nederland laat zien dat hij dit heel zorgelijk vindt en dat er de hoogste prioriteit aan moet worden gegeven”, aldus Bruning. „Maar wat achterliggend heel belangrijk is, is dat er bij redacties of bedreigingen met een minder hoog profiel hetzelfde gereageerd wordt. Die lijn moet breder worden getrokken dan bij John van den Heuvel of De Telegraaf. Ook als de bedreiging wat minder ernstig is of de journalist of cameraman wat minder bekend, moet precies zo’n zelfde soort signaal worden afgegeven. Want het begint klein en het eindigt bij dit soort enge aanslagen.”
De redactie heeft nog geen reactie kunnen krijgen van het ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, dat ook mediabeleid in zijn portefeuille heeft.