‘Driekwart wil vluchtelingen opvangen? Echt niet!’
„Veel callcenters weten me te vinden, maar voor zulke enquêtes weten ze me nooit te vinden.”
„Wie hebben ze geïnterviewd dan? De vluchtelingen zelf.”
Het zijn slechts een paar van de Facebook-reacties die dinsdagochtend binnenstromen onder het bericht dat driekwart van de Nederlanders openstaat om vluchtelingen te ontvangen. De mening op sociale media lijkt haast omgedraaid ten opzichte van de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS).
Het is geen fenomeen dat enkel voorkomt bij Metro. Bij onze collega’s van NOS, De Telegraaf en RTL zie je hetzelfde. Bovendien is dit ook niet het eerste onderwerp, waarbij we een dergelijke trend zien. Maandag was het ook raak na een onderzoek (ook van het CBS) over dat de inkomens van huishoudens omhoog zouden zijn gegaan, iets waar veel mensen zich niet in konden herkennen. „Mijn collega’s en ik zijn er juist enkele tientjes netto per maand op achteruit gegaan in het onderwijs”, was slechts één van de vele verbaasde reacties.
Nuance valt weg
Woordvoerder sociale statistieken Tanja Traag heeft een paar verklaringen voor het verschil tussen hun statistieken en de verhoudingen op social media. „Mensen die zich niet herkennen in het bericht zijn eerder geneigd om hun mening te ventileren. Ook is het een kwestie van soms even het bericht verder te lezen. Dan hadden sommigen gezien dat het ging om oorlogsvluchtelingen en dat slechts een kwart openstaat voor economische vluchtelingen van buiten de EU.”
Een veel gelezen uitspraak tussen de reacties, is die uit de lead. „Wie hebben ze geïnterviewd dan?” En ook: „Ik ken niemand die ze ondervraagd hebben.” Dat is ergens ook niet zo gek, want het CBS interviewt ‘slechts’ 3.000 tot 3.500 mensen per onderzoek. Dat klinkt als een laag aantal, maar „de steekproef is een aselecte steekproef die een juiste afspiegeling geeft van de bevolking. Dat betekent dat je aan het toeval over laat wie je trekt, maar er wel voor zorgt dat je er uit iedere groep genoeg trekt. Genoeg mannen, jongeren, mensen met een westerse achtergrond enzovoorts.”
Soms komt het voor dat uit een bepaalde groep respons niet hoog genoeg is. „Dan worden die groepen herwogen, zodat ze toch goed vertegenwoordigd zijn.”
Toeval of niet?
En dat is niet de enige manier waarop het CBS kritisch naar haar eigen cijfers kijkt. „We analyseren altijd of er sprake is van een significant verschil of dat iets op toeval berust”, vertelt Traag. „Zo kan het dat er een onderzoek is, waarbij wij zeggen dat er geen verschillen zijn tussen mannen en vrouwen. Maar dat je in de tabel ziet staan ‘vrouwen 55 procent’ en ‘mannen 58 procent’.”
Tot slot werd er ook gespeculeerd over de manier waarop bepaalde vragen gesteld zijn. „Ben benieuwd naar de eigenlijke vraagstelling en de houding van de interviewers.” Traag benadrukt dat de meeste respondenten digitaal reageren en dat dus lekker anoniem kunnen doen. „Als de enquête over de telefoon of face-to-face wordt afgenomen, dan wordt dat gedaan door mensen die erop getraind zijn om de eerlijke antwoorden boven tafel te krijgen. Verder hadden we hier ook een open vraag over hun mening over vluchtelingen.”
Social media vs. de werkelijkheid
Coosto, een bedrijf dat zich bezighoudt met onder andere social media monitoring, brengt van sommige maatschappelijke onderwerpen de meningen op social media in kaart en vergelijkt die met de ‘werkelijkheid’. „Dat hebben we bijvoorbeeld gedaan tijdens de voorbije gemeenteraadsverkiezingen en de landelijke verkiezingen van vorig jaar", vertelt marketingmanager Bjorn van Antwerpen.
Bij de gemeenteraadsverkiezingen van vorige week kwam het beeld van de verzamelde data redelijk overeen met de uitslag. Maar een jaar geleden was er wel een duidelijk verschil. „Toen waren er op sociale media veel meer PVV-stemmers, maar bij de echte verkiezingen was dat anders."
Een directe verklaring hiervoor is moeilijk te geven. „Maar duidelijk is wel dat niet alle bevolkingsgroepen op social media even goed vertegenwoordigd zijn", aldus Van Antwerpen. „Je ziet bijvoorbeeld dat er een stuk minder ouderen actief zijn dan jongeren."