Sander Schomaker
Sander Schomaker Nieuws 31 jan 2018
Leestijd: 2 minuten

‘Misbruik op de koop toenemen bij hulpgeld’

Bij veel mensen begint het bloed te koken als ze lezen dat de president van een armlastig land een groot paleis voor zichzelf laat bouwen, terwijl zijn eigen volk in bittere armoede leeft. Nog erger is het als zo’n land dan ook nog met miljoenen euro’s gesteund wordt vanuit Nederland. Neem bijvoorbeeld president Mahmoud Abbas van de Palestijnse Autoriteit. Deze Fatah-leider liet niet alleen een paleis bouwen van 13 miljoen euro, maar schafte ook een privéjet ter waarde van 50 miljoen euro aan.

Ons land maakte niettemin onlangs heel braaf 13 miljoen euro steun over aan het regime van Abbas en dat was niet om zijn megalomane huis af te bouwen. Maar wie weet wat er met dat geld gebeurt? De leiding van de Palestijnse Autoriteit staat overigens niet alleen in deze schaamteloze manier van misbruik. Nog veel meer landen die grotendeels afhankelijk zijn van ontwikkelingshulp doen het. Zo bezit de familie van de Afghaanse president Hamid Karzai maar liefst veertien villa’s op het beroemde ‘palmboomeiland’ Palm Jumeirah in Dubai. En het eerste wat de president van Mali, Ibrahim Boubacar Keïta, deed nadat de ruim twee miljard aan hulpgeld uit 55 landen binnen was: een privé Boeing 737-800 bestellen.

„Het is niet altijd goed te controleren wat er met de ontwikkelingshulp gebeurt”, zegt professor Robert Lensink van de Rijksuniversiteit Groningen. „Het is best mogelijk dat er iets van de steun doorsijpelt naar de machtshebbers in een land. Dat is uiteraard niet de bedoeling. Er gaat heus wat mis, maar er gaat ook heel veel goed. Ontwikkelingssamenwerking blijft dan ook heel belangrijk. En de resultaten verschillen enorm per land, of zelfs per gebied. In een land als Rwanda was het heel succesvol, dat is nu echt het Zuid-Korea van Afrika. Maar in een land als Afghanistan gaat het heel slecht. Als er oorlog en conflicten zijn, is de kans groter dat het misgaat met hulp.”

Volgens Lensink is dat geen reden om dan tijdelijk maar geen geld meer over te maken naar conflictgebieden. „Juist die gebieden hebben de hulp het hardst nodig. Er sterven miljoenen mensen, moeten we die dan maar aan hun lot overlaten? De gebieden waar grote bedrijven het te riskant vinden om te investeren, zijn de gebieden die afhankelijk zijn van ontwikkelingshulp. Als de private sector geen mogelijkheden ziet vanwege gevaar, dan moet dat gebied geholpen worden met hulp uit het buitenland. Daar focust de ontwikkelingshulp zich op.”

Lensink legt uit dat er altijd rekening gehouden wordt met tegenslagen bij ontwikkelingssamenwerking. „Dat moet wel. Zelfs bij elke investering van onze overheid in Nederland mislukt zo’n 20- tot 30 procent. De eisen die we stellen aan landen in Afrika kunnen dan natuurlijk niet hoger liggen. Bij dat soort investeringen moeten we blij zijn als ongeveer de helft slaagt.”

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.