Hendriëlle de Groot
Hendriëlle de Groot Woningmarkt 28 mrt 2025
Leestijd: 5 minuten

Eerst een huis, dan hulp – helpt Housing First echt?

Als je dakloos bent, moet je dan eerst ‘je leven op orde krijgen’ voordat je recht hebt op een huis? Of moeten we dat idee juist omdraaien? Housing First, de aanpak waarbij dakloze mensen eerst een huis krijgen en daarna hulp, wint de afgelopen jaren aan terrein. Maar is deze benadering effectief?

Het aantal daklozen is afgelopen jaar opnieuw gestegen, naar 33.000 mensen in Nederland. Mogelijk ligt dit aantal in werkelijkheid nog veel hoger. De afgelopen jaren wint het Housing First-model terrein. In Nederland wordt dit ‘Woning Eerst’ genoemd. De gedachte is simpel – en tegelijk behoorlijk revolutionair: geef mensen eerst een woning, en bied van daaruit hulp en begeleiding. Dus niet pas ná een verslavingsbehandeling of als er een stabiel inkomen is, maar meteen.

Een huis, met een dak. Eerst een eigen plek, daarna hulpverlening om je leven stabiel te houden en problemen aan te pakken. Maar werkt dat eigenlijk echt? Of klinkt het vooral goed op papier?

Wat is Housing First?

Housing first is een succesvolle aanpak om dakloosheid te bestrijden, die is overgewaaid uit Amerika. Het recht op een woning staat centraal, vanuit de bewezen overtuiging dat mensen hun leven het beste kunnen oppakken, vanuit de rust van een eigen huis. Dit in tegenstelling tot de heersende gedachte, dat je een woonplek moet ‘verdienen’. Sinds 2016 wordt Housing First toegepast in Nederland om dakloze mensen te herhuisvesten.

‘Noodopvang maakt mensen slechter’

Dr. Nienke Boesveldt houdt zich al meer dan 25 jaar bezig met kwetsbare groepen. Ze begon ooit met onderzoek naar drang en dwang in de jeugdzorg, werkte bij het Trimbos-instituut en als beleidsmedewerker bij gemeenten, en promoveerde uiteindelijk op het onderwerp dakloosheid. Inmiddels is ze verbonden aan de Vrije Universiteit en doet ze hier nog steeds onderzoek naar.

Ze is kritisch op hoe de maatschappelijke opvang functioneert: „De noodopvang is voor niemand veilig. De deur mag wat mij betreft vandaag nog dicht, er mag een groot slot op, het is geen oplossing. Anders nog een hotel, daar kan eventueel de gemeente voor betalen. Ik geloof niet in de heilzame werking van noodopvang.”

Volgens haar zijn de opvangplekken vaak onveilige, chaotische en onwenselijke omgevingen. „Zeker als vrouw, of als je homo bent, of psychisch in de war, dan zijn dat plekken waar je niet wil zijn. Het is voor niemand een goede plek.”

Het stereotype van de dakloze persoon klopt niet meer

Dakloosheid riep vroeger nogal eens de associatie op met verslaafde mensen, met zware, psychiatrische problematiek. Boesveldt wijst erop dat het beeld dat veel mensen hebben van dakloosheid niet meer strookt met de werkelijkheid. „In de jaren 80 en 90, en ook begin 2000, had je veel mensen uit de psychiatrische instellingen, met een GGZ-profiel – dus met zware psychische problemen of verslaving. Maar je had toen óók al de economisch daklozen. Alleen: die waren veel minder zichtbaar.”

En dat geldt nog steeds. „Wat je nu ziet, is dat de groep mensen die dakloos raakt, verandert. We zien vrouwen met kinderen die inwonen bij anderen, jongeren zonder netwerk, en mensen die hun huis zijn kwijtgeraakt door schulden of een echtscheiding. Die passen niet in het klassieke beeld van ‘de dakloze man op straat’. Maar het beleid is daar nog niet goed op ingericht.” Al eerder schreef Metro een serie artikelen, over dakloze jongeren.

Een woning brengt rust

De onderzoeker noemt steden als Den Bosch als voorbeeld, waar Housing First succesvol is. Volgens Boesveldt wordt het ook in politiek en beleid steeds helderder dat deze aanpak bewezen succesvol is. „Het wordt steeds helderder dat dit onderdeel van de oplossing is. Je kunt je geld maar één keer uitgeven, dus investeer in woningbouw.”

Sinds 2018 volgt Boesveldt in tien regio’s mensen die gebruikmaken van maatschappelijke opvang en/of beschermd wonen. Ze interviewt hen ieder jaar, en bouwt zo een unieke dataset op met verhalen van mensen die vaak nauwelijks zichtbaar zijn in de officiële statistieken. „We vragen: waar zit je nu? Wat is er gebeurd sinds de vorige keer? En we werken ook met ervaringsdeskundigen – mensen die zelf dakloos zijn geweest.”

De impact van een woning is enorm, benadrukt de onderzoeker. „Als iemand in een normale woning zit, wordt eventuele psychische problematiek ook minder. Er komt letterlijk rust.”

Regeldruk en schaamte over dakloosheid

Een van de grootste obstakels voor mensen die dakloos raken, is schaamte, zegt Boesveldt. „Hoe erg kun je je schamen als je op straat ligt, en toch niet terug durft te gaan naar mensen die jou eventueel kunnen helpen?” Dat stigma zit diep, en maakt het voor mensen extra moeilijk om hulp te vragen of weer aan te haken bij een netwerk.

Volgens Boesveldt moet er, omdat nieuwbouw nog even duurt, veel meer ruimte komen voor tijdelijke en alternatieve vormen van wonen. „Hospitaverhuur, kamers met aandacht – slimme manieren om mensen tijdelijk onder te brengen zodat ze woonduur kunnen opbouwen. Maar het is best lastig om iemand een kamer te verhuren. Er is veel regeldruk.”

Ze pleit daarnaast voor urgentiebeleid in álle gemeenten, gericht op mensen die dakloos zijn of dreigen te raken. „Als iemand eenmaal op straat is beland, is het veel moeilijker om weer terug te komen in een normaal leven. Dan moet je dus zorgen dat het überhaupt niet zover komt.”

Helpt Housing First echt?

En volgens Boesveldt is Housing First meer dan een goed idee – het is bewezen effectief. Niet voor iedereen op dezelfde manier. Begeleidingsafspraken zijn maatwerk en staan los van het normale huurcontract. Het begint bij durven denken in vertrouwen, in plaats van in controle. „De oplossing is: zo normaal mogelijk. Een woning, met rust, ruimte en vertrouwen. Daar begint herstel.”

Foutje gezien? Mail ons. Wij zijn je dankbaar.

Het beste van Metro in je inbox 🌐

Meld je aan voor onze nieuwsbrief en ontvang tot drie keer per week een selectie van onze mooiste verhalen.

Reacties