‘We moeten met z’n allen efficiënter gaan werken’
Door alle verhalen over burnouts en een hoge werkdruk, lijkt het misschien alsof we af en toe bijna té productief op ons werk zijn. Maar de cijfers zeggen iets anders: onze arbeidsproductiviteit groeit al jaren niet meer zo hard als voor de eeuwwisseling. Werken we dan toch niet hard genoeg?
In 2016 was er voor het eerst sinds vijftig jaar sprake van een daling van de arbeidsproductiviteit in Nederland. Een historische doorbraak, meldt De Volkskrant woensdagochtend. Dat we minder productief zijn met z’n allen, is niets nieuws voor economen. De groei van de arbeidsproductiviteit neemt al sinds de eeuwwisseling af. „Maar dat het daadwerkelijk omlaag ging, vind ik een verrassing”, vertelt Paul de Beer, bijzonder hoogleraar arbeidsverhoudingen aan de Universiteit van Amsterdam.
Minder arbeidsproductief, betekent dat ook dat Nederlanders minder hard zijn gaan werken en lui zijn geworden? Nee, vertelt De Beer. „Het gaat vooral om hoe efficiënt we werken.” Hij legt uit dat als hij een hele dag vergadert heeft, hij daarna het gevoel heeft een hele zware dag te hebben gehad. „Maar ik heb dan geen artikel kunnen schrijven en geen onderzoek kunnen doen.”
Landbouw en industrie doen het goed
Ton Wilthagen, hoogleraar Arbeidsmarkt aan de Universiteit van Tilburg, is het met De Beer eens. Maar wat de precieze oorzaak is van de afname in de groei van arbeidsproductiviteit is moeilijk te zeggen. Economen breken zich er al jaren het hoofd over. Dat de arbeidsproductiviteit afneemt, wil namelijk niet zeggen dat dit voor iedere sector geldt vertelt Wilthagen. „De landbouw en industrie doen het heel goed. Maar in dienstverleningssectoren zoals het toerisme en de horeca, zit geen groei in de productiviteit. Die kunnen ook niet zo makkelijk productiever worden als in de high tech industrie gebeurt.”
Ook de flexibilisering van de Nederlandse arbeidsmarkt speelt volgens Wilthagen mee. Geen land in Europa heeft zo’n geflexibiliseerde arbeidsmarkt als Nederland. „Maar al die zzp’ers en mensen met een tijdelijk contract hebben weinig toegang tot scholing en ontwikkeling. Specifiek voor Nederland is dat we een grote groep mensen hebben die we niet in de voorzieningen voor scholing en ontwikkeling meenemen.”
Bovendien is er sprake van een soort paradox: we hebben er de afgelopen jaren allerlei nieuwe technologieën bij gekregen, maar we zien dat volgens De Beer en Wilthagen niet terug in de cijfers van arbeidsproductiviteit. „De productiviteit van nieuwe technologieën wordt overschat”, zegt De Beer. „We zijn er zwaar van onder de indruk, maar het betekent niet dat we er ook efficiënter door zijn gaan werken.” Hij noemt het internet als voorbeeld. We kunnen er makkelijk een grote hoeveelheid informatie vinden. „Maar we zijn ontzettend veel tijd kwijt aan het zoeken naar de informatie die ook echt nuttig voor ons is
Meer scholing en ontwikkeling
Hoe kunnen we ervoor zorgen dat we met z’n allen weer productiever worden? Die oplossing is niet zo makkelijk te vinden. Volgens Wilthagen moeten we in ieder geval de grote groep flexwerkers en zzp’ers helpen. „Het moet niet uitmaken wat voor type contract je hebt, iedereen moet toegang hebben tot de laatste en beste scholing.” De hoogleraar vindt dat dat niet alleen voor werkend Nederland moet gelden, maar ook voor kinderen. „Zij moeten al vroeg digitale vaardigheden leren.”
De Beer is van mening dat de bal ook bij de managers en leidinggevenden in Nederland ligt. „Zij moeten zich afvragen of de manier waarop het werk nu georganiseerd is wel bijdraagt aan de optimale inzet van het personeel. Gebeuren er niet te veel dingen die afbreuk doen aan de efficiëntie?” Maar bovenal moet er eerst beter onderzoek gedaan worden. Want: „We weten eigenlijk nog steeds niet precies waarom die productiviteit niet zo hard groeit.”