3 manieren waarop je niet moet beleggen (en hoe dan wel)
Steeds meer Nederlanders beleggen, blijkt uit een onderzoek dat het Nibud vorige week naar buiten bracht. In eerste instantie is er niets mis met je geld voor je aan het werk laten zetten. Zeker niet nu de spaarrentes zo laag zijn en je geld op je spaarrekening door inflatie eigenlijk alleen maar minder waard wordt. Maar uit de cijfers van het Nibud blijkt wel dat er een hoop fout gaat bij het beleggen.
Daarom delen we drie manieren waarop je beter niet kunt beleggen, en natuurlijk hoe je het dan wel moet aanpakken.
Manieren om niét te beleggen
Uit het onderzoek van het Nibud blijkt dat Nederlanders investeren zonder genoeg spaargeld achter de hand te hebben en bovendien ook nog eens speculeren.
1. Zonder voldoende spaargeld beleggen
Het is de eerste regel van beleggen: beleg alleen met geld dat je kunt missen. Met beleggen loop je immers risico, je kunt je inleg kwijtraken. Toch blijkt uit het recente onderzoek van Nibud dat veel mensen deze welbekende regel onder beleggers niet lijken te kennen.
Ruim een kwart van de mensen die minder dan 2.000 euro spaargeld hebben, speculeert (wat het verschil is tussen speculeren en beleggen, lees je bij de volgende fout). Van de mensen die zeggen moeilijk rond te komen, zegt één vijfde te beleggen.
Dat is zorgelijk volgens het Nibud. Een goed noodfonds ontbreekt. En die wil je hebben als je een financiële tegenvaller (of zelfs meerdere) hebt. Je wil niet je aandelen of crypto verkopen om je wasmachine en auto te kunnen fixen, als je beleggingen op dat moment minder waard zijn dan toen je ze kocht.
Er is niets mis met je geld voor je laten werken. Als je het goed aanpakt, is beleggen dé manier om van je geld meer geld te maken. Maar ga pas beleggen als je een noodfonds bij elkaar hebt gespaard. Hiervan kun je drie tot zes maanden overbruggen en je vaste lasten betalen als je bijvoorbeeld je baan kwijtraakt.
Haal je iets uit je noodfonds omdat je auto bijvoorbeeld gerepareerd moet worden? Vul dan eerst weer je noodfonds aan voordat je verder belegt. Het Nibud adviseert een minimumbuffer van 3.550 euro voor een alleenstaande en 5.900 euro voor een gezin met vier kinderen. Maar dat mag natuurlijk altijd meer zijn als je je daar prettiger bij voelt.
2. Speculeren in plaats van beleggen
Wanneer je jouw noodfonds bij elkaar hebt gespaard, kun je ervoor kiezen om te investeren. Dat brengt ons op de volgende manier waarop je niet moet beleggen: speculeren. Wanneer veel mensen denken aan beleggen, denken ze inderdaad aan speculeren. Terwijl je met een andere beleggingstrategie veel minder risico loopt.
Allereerst, wat is precies het verschil tussen de twee? Dat gaat voornamelijk om de termijn. Een belegger investeert zijn geld op de lange termijn. Dit houdt in dat de belegger verwacht dat het bedrijf in de toekomst alleen maar beter gaat presteren. Een belegger laat het geld zo lang mogelijk staan en hoopt over tien of zelfs twintig jaar dat het geld meer waard is geworden.
Iemand die speculeert investeert op de korte termijn. Hij wil binnen korte tijd dat zijn geld meer is geworden, en gokt of een bedrijf binnen die tijd meer of minder waard is geworden. Is de gok juist, dan kan je in korte tijd meer rendement behalen dan de belegger. Maar je snapt het al aan het woord ‘gok’, het kan net zo goed anders uitpakken.
3. Niet genoeg spreiden
En dan hebben we nog de laatste manier waarop je niet moet beleggen: door alleen in Bitcoin of bepaalde aandelen te beleggen. Een fout die door veel mensen gemaakt wordt. Ze beleggen alleen in een handjevol aandelen, omdat ze geloven dat deze bedrijven goed gaan presteren. Eigenlijk ligt de clue hier ook weer bij gokken. Als de bedrijven inderdaad allemaal goed presteren, kun je een mooi rendement behalen.
Maar er hoeft maar één bedrijf te zijn met problemen of een groots schandaal en dat ene aandeel trekt de waarde van je portefeuille helemaal omlaag. Goede spreiding is daarom essentieel om minder risico te lopen. Als je bijvoorbeeld in een ETF (een soort mandje met een verzameling aan aandelen) belegt, investeer je in één klap in vaak honderden bedrijven. Gaat het met één van die bedrijven slecht? Geen probleem, de andere 499 zorgen ervoor dat het nog steeds goed gaat met het ETF.
Er is bovendien nog een voordeel van investeren in een ETF. Natuurlijk kun je ook met losse aandelen goed spreiden, maar daar heb je een hoop geld voor nodig als je gaat beginnen. Eén aandeel van Apple is bijvoorbeeld rond de 145 dollar waard. Terwijl een ETF zoals de Vanguard FTSE All World Ucits ETF, waarmee je in één klap in 3.500 bedrijven belegt (waaronder Apple), zo’n 116 dollar kost.
Het scheelt bovendien een hoop werk als je moet uitzoeken voor welke bedrijven jij jouw zuurverdiende centen op het spel durft te zetten. Is het saai? Wellicht. Maar het is wel de manier om zo min mogelijk risico te lopen en daardoor uiteindelijk de beste rendementen te behalen.