Youp van ‘t Hek over aankomend pensioen: ‘Niet prostaat aan flarden rijden op een e-bike’
Na een halve eeuw zit het er op. Vanavond speelt Youp van ’t Hek zijn laatste voorstelling in Carré. Een interview in negen hoofdstukken uit de schelmenroman van een kleine grote cabaretier. Youp over zijn gezondheid, bekendheid en het slotapplaus.
,,Pensioen? Je denkt toch niet dat ik straks mijn prostaat aan flarden fiets op een e-bike, hè!?”
Youp van ‘t Hek gaat met pensioen: zijn carrière in hoofdstukken
We spreken Youp over verschillende hoofdstukken uit zijn leven, gisteren las je het eerste deel van de serie.
Gezondheid
„Dat hart, dat heeft veel te lang geduurd. Als ik werd opgehaald in Amsterdam om in Zeeland op te treden, sliep ik tot Middelburg. Ik spéélde Youp van ’t Hek, was mezelf niet meer. Thuis een zoutzak, een zombie. Mentaal zat ik stuk. Ik moest drie keer voortijdig het podium af, een dieptepunt. Die zes bypasses hebben mijn leven gered.
Vorige maand had ik in Carré een complete black out, schrok me de pleuris. Het werd pikzwart. Er werden dingen geroepen door de jongens op het podium, ik kreeg een briefje met steekwoorden, maar begreep er niks van. Dus: ‘Dames en heren, het spijt me, maar ik stop ermee…’.
Toen kreeg ik een ongelooflijk warm applaus. Wim, mijn oude huisarts en goede vriend, werd gebeld. Die zag dat het geen beroerte was. Ik moest naar huis en slapen, maar lag tot zes uur ’s ochtends te malen. De volgende dag kreeg ik een opname van de show om die weer in m’n kop te krijgen. Die heb ik vijf keer, ijsberend door de kamer, afgespeeld. Dat gun je niemand hoor, vijf voorstellingen van mij achter elkaar. De volgende avond kwam ik op en kreeg ik een applaus van bijna zeven minuten. Waarop ik dacht: dit moet ik vaker doen!
Natuurlijk was ik doodsbang. Voor een vol Carré compleet voor lul staan. Een nachtmerrie. Van de specialist die sinds mijn hartoperatie goed voor mij zorgt, kreeg ik een dienstorder: maandagmiddag in het ziekenhuis. Alles werd nagekeken, het was allemaal goed. Misschien waren de dood van mijn broer Huub, het nakende afscheid, de drukte rond mijn verjaardag te veel van het goede.
Ook dat maakt het vaarwel goed: ik wil niet in Veendam gedwongen van het podium hoeven te stappen. Ook wat betreft privacy: ik geef liever in m’n Italiaanse huisje of in Amsterdam de geest. Met hopelijk alleen mijn geliefden om mee heen.
Oud worden, het is niet leuk. Je wordt langzaam de maatschappij uitgeduwd. Ik ben al twee keer door een fatbike voor m’n flikker gereden. En uitgescholden. ‘Kijk dan uit blinde, ouwe lul, jij mag helemaal niet meer in het verkeer…’ Ik begrijp het soms ook niet meer. Ik zat onlangs in een tentje voor een dubbele espresso. Dat moet dan met een QR-code, je moet akkoord met privacy-voorwaarden. Ik heb geen iDeal en kleingeld is helemaal verdwenen. Dat is voor de zwervers in mijn omgeving weer gunstig: ik geef ze nu briefje van vijf of tien.
Maar jullie zijn nog niet van me af, ik blijf sowieso schrijven. Ik word 84, heb nog veertien jaar te gaan. Dat heb ik met mijn arts afgesproken. ‘Ik ga dat regelen als jij op tijd je medicijntjes neemt en gewoon je wijntje drinkt’, zegt zij. Als ik nu omkijk, heb ik een lange weg achter me liggen – de weg voor me wordt steeds korter. Als ik de rouwadvertenties op zaterdag in NRC Handelsblad lees… het komt steeds dichterbij. Geboren in 54, 56, 58, dood. En dat zeven pagina’s lang. Van die annonces wordt mijn column op zaterdag betaald.”
Driftkikker en pestkop
„Ik heb behoorlijk wat af geruzied tijdens mijn carrière. Het proces tegen Story begin jaren 90 dat een interview afdrukte dat ik nooit had gegeven. Het was uit allerlei vraaggesprekken geknipt en geplakt. Ik stapte meteen naar de rechter.
De advocaat van de tegenpartij was een enorme kakker. Die had het niet over Story maar de Steury. Ik begon ook maar Steury te zeggen. Daarop kreeg de rechter de slappe lach. Die dacht ook: waar gaat het over?! Een of ander kutverhaaltje over een cabaretier. Die bekakte advocaat riep nog ‘meneer Van ’t Hek, het is hier geen cabaret.’ Waarop ik zei: maar het moet voor de rechter wel duidelijk zijn dat het hier niet om twee bladen gaat, Story en Steury, maar alleen om eerstgenoemde. Ik won op alle fronten.
Ik heb een paparazzo die zich met een joekel van een lens voor mijn deur had geposteerd de hele dag laten wachten. Al m’n afspraken afgezegd om binnen te kunnen blijven. En koud dat het was! Daar heb ik dan veel lol in.
Mijn Oudejaarsconference van 1999 in de Stadsschouwburg Amsterdam blies ik af toen allerlei gajes de kaarten opgekocht bleek te hebben. Ik ging aan de overkant spelen, in het DeLaMar Theater. Zat dat tuig met een gigantische schadepost. Als het om een principezaak gaat, ben ik dol op relletjes.
Mijn zoon Julius, toen 18, kwam er bij T-Mobile maar niet door toen zijn telefoon kapot was. Toen heb ik getwitterd: nu is het klaar, doe er eens wat aan. Niet als Youp, maar als pissige vader. Juul kreeg meteen een telefoontje, terwijl ze vier weken onbereikbaar waren. Hij kon onmiddellijk langskomen, de Yab Yum werd bij wijze van spreken speciaal voor hem heropend. ‘Ach, een misverstand’, luidde het excuus. Juist dat maakte me zo kwaad, sodemieter op. Opzouten met die gekmakende helpdesks die nooit functioneren.
Ook zo geestig: vanavond speel ik mijn een-na-laatste voorstelling en heb ik de complete pers officieel uitgenodigd. Mogen ze het helemaal kapot schrijven.”
Bekendheid
„Laat ik het zo zeggen: ga niet met mij naar de Efteling. Heb ik één keer gedaan, maar voor je bij Holle Bolle Gijs arriveert, ben je 88 selfies verder. Die weiger ik nooit – niet weigeren gaat sneller dan nee zeggen. Ik zeg altijd: word het je nieuwjaarskaart? Maar het blijft een merkwaardig fenomeen. Volwassen mensen die naast je staan met hun duim omhoog.
De mensen die mij niet mogen, vinden me grof en betweterig. ‘Hij weet het altijd zo goed…’, wat trouwens ook zo is. Ooit stond ik met Julius in de slagerij. Uit het niets zei een dame ineens: ‘O, ben u dat? U moest zich schamen. Die dingen die u over uw vrouw zegt. Dat gescheld. En altijd over seks.’ Het ging nog even door tot ik op een bepaald moment zei: klaar? Julius, twaalf, keek haar aan en zei droogjes: ‘Mevrouw, mijn vader speelt toneel…’ Mooi samengevat. Zo’n kak gordelwijf. Zo’n type dat de laatste jaren te weinig seks heeft gehad en dat chagrijn toch ergens kwijt moet.
Ik geniet van de boze brieven. Vaak beantwoord ik ze met één woord: opgelucht? Je ziet het voor je. Man zegt tegen vrouw: en nu ga ik het hem vertellen ook! Beent naar de zolderkamer en ramt achter de computer dat ik Willem-Alexander heb beledigd. Terwijl die daar gewoon voor wordt betaald. We geven ruim vijf miljoen per jaar aan de koning die er een speedboot voor koopt. Nou, ik ben de eerste om dat even te relativeren. En Willem weet zelf ook wel dat ik gelijk heb.
Een cabaretier moet helemaal niet voorzichtig zijn, maar juist rebelleren en de tijdgeest te lijf gaan. Woke? Ik maak er alleen maar grappen over, ook in deze voorstelling: ‘Hopen dat er havermelk uit de tieten van je dochter komt’.”
Slotapplaus
„Bij mijn laatste in Carré zit het hele gezin in de Koninklijke Loge. En in de zaal iedereen die ooit bij mij heeft gewerkt, zo’n 350 man. Ik neem afscheid met opgeheven hoofd. Het klinkt blabla, maar ik heb 6000 voorstellingen gespeeld – in het theater en op tv bij de tien Oudjaarsconferences hebben 70 tot 80 miljoen mensen mij gezien. En miljoenen boekjes verkocht.
Geloof, me het is echt klaar. Geen Heintje Davids-achtige toestanden. Of ik moet, net als Leonard Cohen, financieel zo verschrikkelijk zijn genaaid door mijn manager. Ook heb ik zoals John Cleese geen surplus aan alimentaties te voldoen die me weer het podium op dwingen.
Ik ben een onrustig mens, maar ga me niet vervelen. Een paar dingen staan vast: niet uitslapen, niet golfen en zeker niet fietsen met mijn echtgenote. Dat je in je nadagen je prostaat aan flarden rijdt op zo’n gezellige e-bike… Flikker toch op man.”