Lange tenen en gekrenkte ego’s: ‘Voor cabaretiers is dit een geweldige tijd!’
#MeToo, de Cancelcultuur, naming and shaming, de Woke-beweging… Het zijn barre tijden voor lange tenen en gevoelige ego’s. Wat mag tegenwoordig gezegd en wat moet verzwegen worden? Metro sprak Youp van ’t Hek, Pieter Derks en Peter Pannekoek, drie cabaretiers die hun eigenzinnige koers varen in een uiterst prikkelbare samenleving. „Dit is een geweldige tijd voor het cabaret.”
Zou het tegenwoordig ‘het wegzetten van een complete bevolkingsgroep’ heten? Toen Youp van ’t Hek, tijdens zijn Oudejaarsconference in 1989, zijn hilarische aanval op de drinkers van het alcoholvrije biermerk Buckler opende, klonk er uitsluitend een bulderende lach – geen verongelijkt protest. Het ging Van ‘t Hek daarbij niet om het smakeloze pilsje zelf, maar om de ‘zeikerige zwager en de schijtlollige schoonzoon’ die het consumeerden. Binnen twee jaar was het Heinekenmerk van de markt verdwenen: geen zwager of schoonzoon durfde nog in het openbaar een Buckler aan zijn lippen te zetten. Naming and shaming avant la lettre?
Youp van ‘t Hek geeft raad
„Ik vertel wat ik wil vertellen, dat heb ik mijn hele carrière gedaan”, zegt Van ’t Hek (68), die met zijn voorstelling De laatste ronde! door Nederland reist. Het is de laatste show van de cabaretier en columnist in een ruim 50 jaar omspannende carrière. „De mensen die zich aan mijn conferences en grappen storen, raad ik vooral aan achter hun computer te gaan zitten en lekker leeg te lopen. Je kent ze wel, die zolderkamercowboys. Het zal ongetwijfeld opluchten. In mijn zalen wordt keihard gelachen over allerlei zogenaamde gevoeligheden. Sterker: mijn publiek verwacht van mij dat ik daar grappen, liefst harde, over maak.”
‘Te veel eer voor de humorlozen in deze wereld’
Ook kleinkunstenaar Pieter Derks (37) – hij speelt momenteel zijn alom geprezen nieuwe voorstelling Uit het niets – legt zichzelf bij het schrijven van zijn shows geen beperkingen op. „Ik zit nooit met het idee: daar moet ik ver van blijven. Ik heb helemaal niet het idee dat je tegenwoordig minder mag zeggen. Geen onderwerp ga ik uit de weg. Ik vind het ook te veel eer voor de humorlozen op deze wereld.”
„De mensen die klagen over cancelcultuur of woke-terreur zijn meestal mannen. Die hebben er vooral last van dat, als ze iets bots zeggen, andere mensen terug praten, waar ze zich voorheen stilletjes lieten afzeiken. In veel gevallen denk ik: je wordt niet gecanceld, je bent gewoon te lang gecapslocked. Bovendien is discussie óver de discussie een geweldige manier om de discussie zélf niet te hoeven voeren.”
Peter Pannekoek sluit zich aan
Collega-cabaretier Peter Pannekoek, die vanaf september DNA gaat spelen, sluit zich van harte aan bij zijn vakbroeders. „Ik denk en schrijf volledig vrij. Als mensen gekwetst worden, prima. Heel vaak wordt een grap puur persoonlijk genomen. Het is trouwens vaak zo dat de gekwetsten zich eraan storen namens een ander. Iemand die een vriend heeft en die heeft weer een oom met kanker… Kankerpatiënten zelf, is mijn ervaring, lachen dikwijls om grappen over hun ziekte. Ook of misschien juist wanneer ze door derden als onnodig grof worden ervaren. Als mensen zeggen: over dit onderwerp mag je geen grap maken, wordt de cabaretier in mij klaarwakker. Juist daarover moet ik dus een grap maken. Maar wél een goede hè! Dat is een voorwaarde.”
Youp van ’t Hek stelt dat het juist deze tijd van lange tenen en gekrenkte ego’s ‘heerlijk’ is om cabaretier te zijn in de satirische beschutting van het theater, die zo fundamenteel verschilt van het meninkjes-medium dat tv heet. „Iedereen mag op daar maar zijn opvatting verkondigen, niet gehinderd door enige kennis. Dondert niet wie het is en waarover het gaat. Laatst zag ik al zappend Caroline van der Plas van de BoerBurgerBeweging weer ergens in en talkshow oreren over… het Songfestival. Serieus. Het kletst maar raak.”
Youp van ‘t Hek: ‘Johan Derksen dronkemansgelul’
„Of Johan Derksen, dat dronkemansgelul van een half demente opa die begon over een jeugdzonde waarin hij een comateus meisje tot kandelaar had benoemd. En het treurige is: ze reageren vervolgens allemaal op elkaar. Eva Jinek op Derksen en vice versa. Zo vult de televisie zichzelf. De spruitjeslucht walmt je uit je toestel tegemoet.”
Van ’t Hek beperkt zijn aanwezigheid op tv tot het zinnige en zakelijke. „Ik werd benaderd voor het programma BN’ers in het ziekenhuis. Je zal toch verdomme kanker hebben en Youp van ’t Hek staat ineens aan je bed. Kanker is al heel erg, maar dan Youp er nog bij… Dat overleeft toch niemand? Wel een vrolijke euthanasie overigens.”
„Ik word met enige regelmaat gevraagd voor dit soort onzindingen. Een meisje van zo’n omroep belt mij telkens weer. Enigszins verlegen en onzeker, want ze weet inmiddels dat ik nee zeg als ze me wéér vragen voor bijvoorbeeld een item over die Sywert van Lienden. Ik heb met haar afgesproken dat als ze voor de tiende keer belt en ik traditioneel nee verkoop, we samen uit eten gaan. Om ons jubileum te vieren.”
‘Het podium is een anarchistische plek’
Peter Pannekoek valt Van ’t Hek bij. „In het theater komen mensen speciaal voor jou. Het podium is een anarchistische plek, de vrijplaats van het vrije woord. Op het massamedium tv is dat anders.” In die zin kregen Pannekoek en Derks, beiden waren ooit vaste komieken in De Wereld Draait Door, hun portie mee van de boze burgerij. Peter Pannekoek: „Toen ik in DWDD stond, kwamen de bedreigingen binnen. ‘Ik ga je kapot meppen’, was nog een van de vriendelijkste. Ik werd bedreigd door iemand namens IS. Nou, ik vind het als grote terreurorganisatie van weinig ambitie getuigen als je mij daarvoor neemt.”
„Ik denk dat er in dit land mensen zijn die duizend woedende mails per dag sturen naar Geert Wilders en Femke Halsema en iedereen daartussen. Wel heb ik op mijn fiets op het Leidseplein taxi’s moeten ontwijken toen ik op tv zei dat ik de populariteit van Uber wel begreep. Daar waren, op z’n zachtst gezegd, Amsterdamse taxichauffeurs nogal pissig over.”
Volgens Pieter Derks is humor ook een kwestie van een rechte rug. „In de tijd van de aanslagen van IS, bijvoorbeeld op het satirische Franse weekblad Charlie Hebdo en later natuurlijk de coronacrisis, zat iedereen in we-doen-het-samen modus. Er werd gezegd: mag je daar wel grappen over maken? Mijn antwoord is: ja, natuurlijk!”
‘Mensen zeiken altijd op twitter’
Derks weer: „Je weet, er zijn altijd mensen die zeiken op Twitter. Dat is als zuurstof en regen – het komt gewoon. Als ik column heb geschreven over klimaat, ben ik een linkse BNNVARA-lul. Als ik een economisch thema aanroer, ben ik een snotneus die er niets van begrijpt. En als ik iets vind over Forum voor Democratie, krijg ik allerlei aanhangers van die club op m’n nek. Met anonieme accounts uiteraard. Met nationalistische afbeeldingen van middeleeuwse schilderijen of een tractor met vlaggetje. Het is een beetje gescheld, er staan geen mensen aan de deur.”
En als dat wel het geval zou zijn? Derks: „Poeh… Die vraag kan ik niet beantwoorden. Dat kun je pas als het je overkomt, want dat er mensen zijn die ver gaan, is duidelijk. Ik kan alleen zeggen dat ik mijn kinderen graag wil zien opgroeien en ik mijn huis heel wil houden.”
Volgens Youp van ’t Hek moeten juist cabaretiers zich geen enkele vorm van zelfcensuur opleggen. Waren in de jaren 50 en 60 maatschappelijke thema’s als het koningshuis en de kerk taboe, vandaag de dag kakken sociale media in sprinttempo een diarree aan woede, verontwaardiging, diepe gekwetstheid en wraakgevoelens uit.
Youp van ‘t Hek over woke
#MeToo, de cancelcultuur, naming and shaming en de al te radicale vleugel van de Woke-beweging moeten juist met humor en een fikse dosis relativering worden benaderd, meent nationale nar Van ’t Hek. „Ik gebruikte het woord pisnicht in 2017. Marc-Marie Huijbrechts, Paul de Leeuw, Arie Boomsma… ze namen het allemaal loodzwaar op. Terwijl het ging om Jelle Brandt Corstius die beweerde dat hij door een dronken nicht was gedrogeerd.” Later bleek dat anders te zitten.
„Maar zij legden verbanden die ik nooit heb bedoeld. Ik heb nog gepoogd het uit te leggen: ik heb niks tegen nichten, wél tegen aanstellers. Als ik het over ‘kutwijf’ heb, zeg ik daarmee toch niks over álle vrouwen. Iedereen trekt het tegenwoordig op z’n eigen fatsoen. Ik heb trouwens geen idee wie al die mensen zijn. Ik hoor ze niet en kom ze nooit tegen in mijn stamkroeg. Ze doen hun best maar.”
Peter Pannekoek in z’n element
Peter Pannekoek: „In mijn Oudejaarsconference vroeg ik me af hoe je de coronacrisis in hemelsnaam kunt vergelijken met de Jodenvervolging, zoals Forum voor Democratie doet. Ik vond die vergelijking volledig mank gaan, want, grapte ik compleet over de top, alle grote festivals in Auschwitz en Bergen-Belsen gingen destijds gewoon door… Ik ben in mijn element met grappen waarvan ik denk: Peter, nu betreed je het dunne koord.”
Voor Pieter Derks ligt de grens van humor bovenal bij de kwaliteit en functionaliteit van de grap. „Als een grap grof is, maar heel goed en heel raak, nemen mensen er veel minder aanstoot aan. De grap heeft op zo’n moment een functie en betekenis: dat maakt hem sterker. Overigens speel ik met mijn humor zelden op de man. Ik ben meer het beschouwende en analyserende type. Tegelijk: in mijn huidige voorstelling Uit het niets heb ik het wel over de Toeslagenaffaire. ‘Ze heeft een hoofddoekje, dus ze weten verdomd goed wie ze hebben genaaid…’ Of over mensen in Ter Apel die op de stoep moeten slapen. Dan hoor je wel een soort ‘oooh’ in de zaal. Ik vind het niet erg dat mensen daar een beetje van schrikken.”
Daarbij, ervaart Derks, komt hij naar eigen zeggen met veel dingen weg. Misschien ook omdat hij heeft eeuwige patent op de jonge, studentikoze verschijning lijkt te hebben. Lachend: „Ik word inmiddels enigszins grijs aan de slapen. Gelukkig maar. Kan ik eindelijk eens alcohol kopen zonder paspoort… Maar serieus: mijn publiek accepteert veel. Ik heb kennelijk een soort gunfactor. ‘Ach gossie, die Pieter… Keurige jongen, altijd sympathiek.’ Mijn stijl is niet heel confronterend, ik verpak het graag.”
‘Niet altijd met gestrekt been’
Peter Pannekoek: „Je hoeft er niet altijd met gestrekt been in te gaan. In mijn voorstelling Later was alles beter heb ik gesproken over #MeToo en het menselijke onvermogen daarmee om te gaan. Ik heb dat geprobeerd liefdevol te doen, genuanceerd vooral. Dan komen bepaalde thema’s net zo hard, soms harder binnen. In mijn debuutprogramma Zacht van binnen kwam ik op in een Djellaba, een lang Arabisch gewaad. Ik zag in de zaal meteen twee meisjes met hoofddoekjes in een kramp schieten. ‘Wat ga jij nu in vredesnaam doen?’, zag je hen denken. Maar na een half uur begrepen ze de toon van mijn voorstelling.”
In zijn afscheidsshow De laatste ronde! laat Youp van ’t Hek de taboes van de tegenwoordige tijd, variërend van de dickpick en gemengd poepen tot de onweerstaanbare opkomst van de het non-binaire smaldeel der bevolking, bepaald niet onbesproken. Het publiek buldert van het lachen als hij (‘Zou ik een boze man witte man zijn geworden?’) uit de kroeg en de bakkerij wordt verwijderd wegens ongepaste opmerkingen. ‘Ik durf helemaal niks meer. Als je de deur voor een vrouw openhoudt zegt ze: ‘Wat bedoelt u daarmee meneer?!’ „En, mijmert Van ‘t Hek, „je kunt niet eens meer tegen een meisje zeggen dat ze een leuk truitje heeft. Laat staan of het ook uit kan…”
Ten aanzien van het alcoholvrije bier maakt Van ’t Hek ruim 30 jaar na dato heel mooi de cirkel rond. Zijn offensief van toen heeft per saldo niks opgeleverd, constateert hij mismoedig op het podium. „Ze bestellen nu gewoon een Radler waar je bij staat…” Want zelfspot, daar zijn de drie cabaretiers het over eens, is een machtig wapen om veel te kunnen beweren.
Peter Pannekoek: „Godfried Bomans heeft ooit gezegd: ‘Humor is overwonnen droefheid’. Zo zie ik het ook. Het leven is geen pretje. Laten we er vooral om lachen en voel je niet meteen aangesproken en gekrenkt.’’
Het Metro-panel over de stelling: ‘Columnisten moeten werkelijk alles kunnen schrijven’