Maak kennis met de meest beruchte Hollandse piraten
‘Dead Men Tell No Tales’ is het vijfde hoofdstuk in ‘The Pirates of the Caribbean-serie’. Een mooie aanleiding om vijf beruchte Nederlandse piraten aan je voor te stellen.
Piet Hein
De bekendste Nederlandse piraat is natuurlijk Piet Hein. Waarschijnlijk heb je ooit het liedje wel gehoord waarin zijn heldendaad in 1628 op de Spaanse zilvervloot wordt bezongen: ‘Piet Hein, Piet Hein. Piet Hein, zijn naam is klein. Zijn dade benne groot, zijn dade benne groot: hij heeft gewonnen de zilvervloot.’
Piet Hein is een zogenaamde ‘Kaapvaarder’, deze zeelieden kregen van hun regering een kapersbrief dat hen het recht gaf om legaal andere schepen (ook niet-oorlogsschepen) te enteren en te overmeesteren: Ideaal in tijden van oorlog om de staatskas mee te spekken. En ‘de Nederlanden’ waren in oorlog en wel met Spanje. Piet Hein was ten tijde van de Tachtigjarige oorlog luitenant-admiraal van de West Indische Compagnie. De WIC kwam er in 1628 achter dat de Spaanse Zilvervloot (in de 16e en 17e eeuw een jaarlijks konvooi van schepen, waarin kostbaarheden van de Spaanse koloniën in Amerika werden verscheept naar Spanje) vanuit Cuba zou vertrekken.
Toen een een paar Spaanse schepen achteropraakte bij de rest, sloegen Piet Hein en zijn mannen toe. De Spanjaarden vluchtten in blinde paniek en strandden daardoor op een zandbank. Zonder een schot te lossen enterden de Nederlanders de Spaanse vloot en Piet Hein werd een ‘Hollandsche held’. Voor de Spanjaarden was hij echter niets minder dan een ordinaire piraat.
De verovering van de zilvervloot is het bekendste wapenfeit van Piet Hein, maar hij heeft nog veel meer gedaan. Zo heeft hij zich vooral in de laatste paar maanden van zijn leven actief ingezet voor de vernieuwing en professionalisering van de oorlogsvloot. Mede dankzij zijn ideeën kon Nederland in de 17e eeuw wereldmacht op zee worden.
Cornelis ‘Houtebeen’ Jol
Deze Scheveninger was een tijdgenoot van Piet Hein. Jol was ook een admiraal van de WIC. Zijn bijnaam was ‘Houtebeen’, deze bijnaam kreeg hij nadat hij in een gevecht gewond was geraakt en een been van hem moest worden afgezet. Het afgezette been werd vervangen door een houten exemplaar.
Houtebeen beroofde vele Spaanse en Portugese schepen en was in zijn tijd wereldberoemd en gevreesd. De Spanjaarden noemden hem Pie de Palo, de Portugezen Pé de Pau en de Fransen Pied de Pol. Zijn naam komt nu nog steeds voor in een Spaans kinderliedje waar Jol als een boeman wordt afgeschilderd. Dit is niet juist, want Jol stond bekend om zijn menselijke behandeling van bemanning en krijgsgevangen.
Jol wilde, net als Piet Hein, een Spaanse zilvervloot onderscheppen. Dit mislukte echter vanwege muiterij in zijn vloot. Kapiteins van andere schepen weigerden hem hierin bij te staan. Afgunst, onvrede over zijn aanpak of lafheid worden genoemd, maar de precieze redenen zijn onduidelijk.
De Amerikaanse musicus John Franceschina componeerde een muziektheaterproductie, genaamd Houtebeen, over het leven van Jol. Het stuk werd in 2013 uitgevoerd ter gelegenheid van het 525-jarig bestaan van de Koninklijke Marine.
Simon ‘de Danser’ Simonszoon
Simonszoon begon zijn carrière als bootsgezel en werkte zich op tot handelskapitein. Van de eigenaars van zijn schip kreeg hij kaperbrieven mee. Vooral langs de Franse en Spaanse kust in de Middellandse Zee lukte het Simon vele schepen buit te maken. Zijn terugkeer naar zijn thuishaven Dordrecht met de gekaapte schepen werden ‘rondedansen’ genoemd, vandaar zijn bijnaam Simon ‘de Danser’.
Rond 1606 ging het mis in de haven van Marseille. ‘De Danser’ was tot dan een fatsoenlijk man met een eerzaam beroep geweest. Hij bracht zijn buit netjes naar de thuishaven en daar kregen hij en zijn bemanning een deel van de opbrengst. Volgens het verslag van de scheepsagent ter plaatse ging het echter faliekant mis op deze tussenstop. Simonszoon vergokte schip en lading en werd ontslagen.
Samen met zijn eveneens ontslagen bemanningsleden stal hij een kleine vissersboot. Het lukte hem vervolgens om een Engels schip te veroveren. ‘De Danser’ breidde zijn bemanning uit en veroverde alles wat voor zijn boeg kwam.
Simonszoon werd gevreesd, maar in Algiers – de Algerijnse stad die rond 1600 bekend stond als een ‘piratennest’ – werd hij als een vorst behandeld. Het liep niet zo goed af met ‘De Danser’, hij werd in 1611 onthoofd in Tunis door de havengouverneur.
Rock de Braziliaan
De wreedste Nederlandse piraat is volgens de overlevering ‘Rock de Braziliaan’. De echte naam van deze zeeschurk is niet bekend. Rock werd rond 1635 geboren in Groningen. Zijn ouders waren kooplieden en ze namen hem jochie mee naar het Noordoosten van Brazilië, in die tijd Nederlands grondgebied.
Toen de Hollanders in 1654 het gebied verlieten, vertrok Rock naar Jamaica waar hij zich aansloot bij de boekeniers. Hij begon als matroos, maar toen een muiterij uitbrak, kozen de opstandelingen hem als leider.
Over Rock doen de meest bizarre verhalen de ronde. Zo werden hij en zijn mannen gevangengenomen door de gouverneur van Campeche, een stad in Mexico. Ze zouden zeker zijn opgehangen als Rock niet een list had bedacht. Hij schreef een brief aan de gouverneur, die hij met behulp van een slaaf liet bezorgen. In deze brief liet hij de gouverneur geloven dat deze verstuurd was door andere piraten, die zeker de stad zouden aanvallen als Rock en zijn mannen niet werden vrijgelaten. Het plannetje werkte: de gouverneur liet de piraten gaan onder voorwaarde dat ze het Caribisch gebied zouden verlaten en zouden stoppen met hun rooftochten. Hier hielden Rock en zijn mannen zich niet aan. Ze keerden terug naar Jamaica en gingen verder met roven.
De thuishaven van Rock was Port Royal, een broeinest van piraten in de buurt van het huidige Kingston. Rock had een grote hekel aan alles wat Spaans was. Toen een groepje Spanjaarden hem niet wilde vertellen waar zij een aantal zwijnen hielden, liet hij hen levend roosteren aan het spit. Ook zijn er verhalen bekend dat hij Spaanse gevangenen hun kameraden liet opeten. Als piratenvlag voerde hij de afbeelding van een geraamte met de tekst ‘Het lijk van een Spanjaard’. Over het eind van zijn leven doen verschillende versies de ronde. Sommigen beweren dat hij met zijn schip verdwenen is op zee, anderen zeggen dat hij zijn laatste levensdagen sleet als bedelaar in de straten van Port Royal.
Claes Gerritszoon Compaen
Claes Gerritszoon Compaen werd geboren in 1587. In 1621 vroeg een commissiebrief aan, die hem het recht gaf als kaapvaarder vijandelijke schepen lastig te vallen. Al snel wist hij een Hamburgs schip met vervalste papieren te kapen. Vol trots wilde hij zijn prijs van de Admiraliteit te ontvangen, maar die bepaalde dat het schip onterecht was veroverd en teruggegeven moest worden. Compaen kon nu zijn boze bemanningsleden geen buitgeld geven.
Woedend vroeg Compaen een nieuwe kaperbrief aan, ging aan boord van zijn schip ‘de Walte’ en overtrad al rovend op zee, alle regels voor kaapvaarders. Meer dan driehonderd schepen wist Compaen naar verluidt buit te maken en hij werd dan ook een zeer vermogend man. Na een paar jaar kreeg Compaen er genoeg van om al plunderend op zee te leven. Hij wilde terug nar huis, terug naar Oostzaan.
Rond 1626 schreef hij een brief aan de Staten-Generaal waarin hij uiteenzette hoe hij, gekwetst door de Admiraliteit, tot zeeroof was gekomen. Compaen erkende dat hij weliswaar op wraak uit was, maar tevens de Nederlanden een grote dienst had bewezen door de Spanjaarden flinke schade toe te brengen op zee. Stadhouder Frederik Hendrik besloot, waarschijnlijk ook na een flinke betaling, Compaen niet te vervolgen. Compaen stierf op 73-jarige leeftijd, in Oostzaan.
Drie soorten piraten
Piraten werden vroeger onderverdeeld in drie groepen. Als eerste had je de kaapvaarder: deze zeelieden kregen van hun regering een kapersbrief dat hen het recht gaf om legaal andere schepen (ook niet-oorlogsschepen) te enteren en te overmeesteren.
Boekaniers waren zeerovers die uit waren op persoonlijke verrijking. Zij opereerden vooral in het Caraïbische gebied. Zij hadden hun eigen gemeenschap waarbij enigszins democratisch gewerkt werd.
En dan had ja nog de vrijbuiters: zeerovers die uit waren op persoonlijk gewin. Zij waren onafhankelijk en werkten zonder morele code.