Waldemar en Thierry
Coen heet hij. De vriendelijke man met wie Thierry Baudet me ophaalt in Amsterdam Zuid. Het is half mei, 2016 en ik logeer bij een vriendin. We gaan naar mijn huis in Amsterdam waar ik sinds mijn vertrek op 17 april niet meer geweest ben. Ik leef uit een koffer. „We gaan samen halen wat je nodig hebt”, zei Thierry meteen. Hij regelde vervoer (een Audi A5) en bescherming: Coen. Van de rit naar de Admiraal kan ik me weinig herinneren. De witte nooddeur herinnert aan de inbraak; binnen is schoongemaakt. De leuzen op de muur zijn overgeschilderd.
Mijn huis, mijn mooie huis. Ik hield van mijn huis. Mijn huis, mijn mooie huis.
Rationeel heb ik afscheid genomen, de emotie kan echter elk moment oplaaien. Ik loop door naar de kleedkamer, Thierry installeert zich achter de piano. De klanken maken me rustig. Ze doen aan vroeger denken, aan thuis. De piano wordt al tijden niet aangeraakt; hij moet gestemd worden.
Ik zoek spullen bij elkaar, Coen pakt alles uit mijn handen. Thierry zegt dat we net zo lang kunnen blijven als ik wil. Het is lief, zo lief allemaal. Ik ben labiel maar geloof niet dat ik gehuild heb. Dit was mijn huis. Dit is mijn huis. En deze twee mannen helpen mij hier zijn: wat is er in hemelsnaam gebeurd in Nederland? Als ik trouwens heel goed kijk, kan ik zien waar de leuzen hebben gestaan. Het stuk muur is net wat frisser wit. In mijn hoofd klinkt een stem dat het hele trappenhuis opnieuw gedaan moet worden; een andere stem overruled dat: je komt hier nooit meer terug om te wonen Ebru. Laat gaan.
En dan zegt vijftien maanden later een blonde blauwogige „acteur” die geeneens accentloos Nederlands kan spreken en wiens claim to fame een huwelijk met Sophie Hilbrand is, dat een bekladding van een voordeur niet zo erg is. „Het is vervelend en kost geld maar het is niet vreemd dat het gebeurt.”
„Het kost geld.” Het kost geld? Het kost geld! De prioriteit van de blonde acteur die zonder script geen andere tekst heeft dan ‘het kost geld’ is duidelijk geld. Zijn soort mensen is te dom om zelfs maar te beseffen dat ze geleid worden door de banale behoefte geld. Ik gun hem een bekladde voordeur, maar ik wens hem toe dat hij nooit maar dan ook nooit hoeft mee te maken wat Thierry Baudet heeft meegemaakt en dagelijks meemaakt. Dat hij nooit thuiskomt en ziet dat zijn safe space is aangerand. Dat hij zelf is aangerand – zijn kinderen zijn aangerand. Als zijn soort mensen zoiets overkomt, zal ik nooit zeggen dat het „vervelend” is of „geld kost”.
Nee. Ik gun hem dan Thierry, die met zijn Coen de safe space creëert terwijl hij zijn spulletjes zoekt om mee te nemen naar zijn schuiladres. Integriteit kost geen geld Waldemar. Integriteit is onbetaalbaar.