Je suis Rotterdam
Het appartement is afschuwelijk, de makelaar aardig. Gelukkig kun je het aan m’n moeder overlaten om prioriteiten te stellen: „Je gaat geen makelaar kopen Ebru, maar een appartement.” Hoe ouder ze wordt, hoe ongeremder haar reactie. Fair point, eerlijk is eerlijk. Maar de man is enthousiast over het complex waar ik net met hem naar een keurige flat heb gekeken. Niets voor mij, veel te klein. Ook daarover is mijn moeder laconiek: „Je gaat hier toch niet wonen, alleen af en toe slapen.” Een waarheid die niet logischer klinkt als ze het hardop zegt. Welkom bij de Umartjes.
Ik heb in dit complex al naar een andere flat gekeken met een andere makelaar. Een flat waarvan ik onmiddellijk wist dat ik ’m wilde hebben, want een mega-bouwval met tuin. Beter kom je ze niet tegen. Ver en groen uitzicht, zonder overburen. Maar de verkopende makelaar schatte me totaal verkeerd in en dirigeerde me naar een volgens hem veel betere loft. „Een rijksmonument,” zei hij. „Kun je zo in.” Alsof ik in andermans kun-je-zo-in-meuk wil wonen, maar goed, je houdt je mond en geeft zo’n man een kans hè? Uiteindelijk ben ik achttien jaar weg uit Rotterdam, er kan in die tijd veel veranderen. Behalve mijn mening: eenmaal bij het ‘rijksmonument’ aangekomen, weiger ik uit te stappen. In Rotterdam noemen ze elke achterbuurt die de Duitsers niet weggebombardeerd hebben blijkbaar ‘rijksmonument’ tegenwoordig. Bovendien wil ik mocrovrij wonen – een opmerking waar de makelaar niets van begrijpt, dit is een keurige buurt! Gelukkig heeft achttien jaar wonen in Amsterdam niets aan mijn Rotterdamse nuchterheid ingeboet. Of directheid. Mijn „hier ga ik niet eens kijken” completeert de indruk die deze man al van me had: totaal gestoord. What’s new.
Maar de makelaar met wie ik nu voor deze flat sta, blijft enthousiast ondanks dat ik zeg de net met hem bekeken woning niet te willen. Even aarzel ik maar dan besluit ik ’m bondgenoot te maken. Ik vertel dat ik het object van zijn concullega wil, dat ik al met een aannemer ben wezen kijken en een bod heb gedaan, dat „in zijn geheel verworpen is.” Makelaarspraat voor: toedeledokie. Mijn nieuwe bondgenoot snapt helemaal dat ik dat andere object wil. Zegt: „Ik ga je helpen.” Helpen is the magic word; ik gebruik het zelf vooral als ik te lui ben iets te doen en iemand – meestal een man – voor m’n karretje wil spannen. Ik wist alleen niet dat ik geholpen wilde worden; ook de andere kant uit werkt het woord ‘helpen’ like a charm. Ja, ik wil geholpen worden. Deze makelaar promoveert in één klap tot my new best friend. Hij heeft geen idee waar hij aan begint maar houdt zich aan zijn woord: vanmiddag, na drie maanden onderhandelen met een verkopende makelaar die telefoonvrees heeft, is de eigendomsoverdracht.
Ik denk dat ik wel meer ga doen in Rotterdam alleen maar slapen. I’m coming home.